ECLI:NL:GHSHE:2002:AE7684

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/00657
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. van Beelen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke navorderingsaanslag en verhoging in de inkomstenbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 augustus 2002 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De belanghebbende, mevrouw X, was opgeroepen maar niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De Inspecteur van de Rijksbelastingdienst was wel aanwezig. Het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak en handhaafde de navorderingsaanslag met een verhoging van 100%. Tevens werd het kwijtscheldingsbesluit vernietigd, maar werd er kwijtschelding verleend van de verhoging tot 10% van de enkelvoudige belasting. Het Hof gelastte de Inspecteur om het door de belanghebbende gestorte griffierecht van € 38,57 te vergoeden.

De zaak begon met een primitieve aanslag die op 14 mei 1997 was opgelegd. De Inspecteur had een signaallijst ontvangen waaruit bleek dat de belanghebbende rente niet had aangegeven. Het Hof oordeelde dat het niet aannemelijk was dat deze lijst vóór de primitieve aanslag was ontvangen. Het betoog van de belanghebbende dat er geen nieuw feit was, werd verworpen. Ook werd vastgesteld dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de gegevens al eerder bij de belastingdienst bekend waren.

Het Hof concludeerde dat de belanghebbende, ondanks haar hectische periode, grove schuld had aan het niet correct aangeven van de rente. De verhoging werd terecht opgelegd, maar het Hof matigde deze tot 10% vanwege de lange duur van de procedure, wat in strijd was met artikel 6 van het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de belanghebbende geen kosten had gemaakt voor rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door N. van Beelen, lid van de Kamer, en griffier M.A.M. van den Broek.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 99/00657
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, elfde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van mevrouw X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Particulieren te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift betreffende de met verhoging opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1996, aanslagnummer A, en het bij het vaststellen van die aanslag met betrekking tot die verhoging genomen kwijtscheldingsbesluit.
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad, voor wat betreft de enkelvoudige belasting met gesloten deuren en voor wat betreft de verhoging in het openbaar, ter zitting van het Hof van 13 augustus 2002 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar is verschenen en gehoord de Inspecteur.
Belanghebbende is, hoewel op regelmatige wijze opgeroepen, niet verschenen.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 27 augustus 2002, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de bestreden uitspraak,
handhaaft de navorderingsaanslag en de daarin begrepen verhoging van 100%,
vernietigt het kwijtscheldingsbesluit,
verleent kwijtschelding van de verhoging tot op 10% van de enkelvoudige belasting,
gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het gestorte griffierecht ten bedrage van € 38,57 (ƒ 85,-) vergoedt.
De gronden
1. Aan belanghebbende is een primitieve aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996 opgelegd met dagtekening 14 mei 1997. Op de eenheid Particulieren te P van de Rijksbelastingdienst is binnengekomen een signaallijst waaruit de door belanghebbende niet-aangegeven rente bleek, welke lijst is gedagtekend 17 mei 1997. Het Hof acht het niet aannemelijk dat deze signaallijst bij de Inspecteur is binnengekomen vóórdat de primitieve aanslag werd vastgesteld. Belanghebbendes betoog dat hierop neerkomt dat de Inspecteur niet heeft aangetoond dat sprake is van een nieuw feit, wordt door het Hof verworpen.
2. Voor zover belanghebbendes betoog moet worden opgevat in die zin dat de tot navordering leidende gegevens reeds elders bij de belastingdienst bekend waren vóórdat de primitieve aanslag door de Inspecteur werd vastgesteld, wordt het eveneens door het Hof verworpen. Belanghebbende heeft gesteld noch aannemelijk gemaakt dat de onderwerpelijke gegevens reeds zodanig vroeg bij de belastingdienst aanwezig waren dat geoordeeld moet worden dat de verwerkingstermijn van die gegevens onredelijk lang is geweest.
3. Belanghebbende heeft gesteld noch aannemelijk gemaakt dat sprake is van een navordering verhinderend verzuim aan de zijde van de Inspecteur. Ook anderszins is het Hof van een zodanig verzuim niet gebleken.
4. Nu belanghebbende bij het opmaken van de aangifte bekend was, dan wel moet zijn geweest, met de onderwerpelijke rente-ontvangst doordat zij ter zake reeds een dagafschrift van haar bank, alsmede een brief, had ontvangen, is het naar het oordeel van het Hof aan haar grove schuld te wijten dat te weinig belasting is geheven. Daaraan doet niet af dat belanghebbende toentertijd een hectische periode doormaakte en veel dagafschriften ontving waarop aanzienlijke bedragen paraisseerden. De verhoging is derhalve terecht opgelegd.
5. In beginsel acht het Hof verdere kwijtschelding van de verhoging dan door de Inspecteur is verleend niet op zijn plaats. Gelet evenwel op het tijdsverloop tussen het door de Inspecteur indienen van het vertoogschrift op 3 april 2000 en de mondelinge behandeling op 13 augustus 2002, alsmede gelet op de lengte van de totale, sinds het opleggen van de navorderingsaanslag verstreken periode, is het Hof ambtshalve van oordeel dat artikel 6 van het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is geschonden. In een en ander vindt het Hof aanleiding de verhoging te matigen tot 10%.
De proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Nu belanghebbende een gezamenlijke huishouding voert met haar gemachtigde, van beroep belastingambtenaar, acht het Hof het niet aannemelijk dat belanghebbende enig bedrag ter zake van diens bijstand verschuldigd is geworden. Naar het oordeel van het Hof is in casu dan ook geen sprake van door een derde verleende rechtsbijstand, noch van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het Hof is ook ambtshalve niet gebleken, dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten fiscale procedures heeft gemaakt.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 27 augustus 2002 door N. van Beelen, lid van voormelde Kamer, en op die datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van M.A.M. van den Broek, griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 29 augustus 2002
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 68,07.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 68,07 verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.