ECLI:NL:GHSHE:2002:AE6410

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/05686
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslag en aftrekbaarheid van beroepskosten voor een docente muziek

In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 28 juni 2002 uitspraak gedaan in het beroep van X, werkzaam als docente piano/klavecimbel, tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft een bezwaarschrift tegen een opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 1997. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 juni 2002 met gesloten deuren, waarbij zowel de gemachtigde van belanghebbende als de Inspecteur aanwezig waren.

Belanghebbende had een belastbaar inkomen aangegeven van ƒ 46.950,-, maar de Inspecteur had correcties aangebracht op de beroepskosten, waardoor het gecorrigeerde belastbaar inkomen op ƒ 48.577,- kwam. De kern van het geschil was of de Inspecteur de correcties op de beroepskosten terecht had aangebracht. Belanghebbende stelde dat zij een werkruimte in haar woning had ingericht voor haar werkzaamheden, maar de Inspecteur betwistte de aftrekbaarheid van de kosten.

Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet voldeed aan de eisen van artikel 36 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, omdat zij niet in belangrijke mate haar inkomsten vanuit de werkruimte in haar woning verwerft. Het Hof concludeerde dat de stelling van belanghebbende over het leslokaal in de muziekschool niet voldoende was onderbouwd en dat de kosten van de werkruimte niet aftrekbaar waren. De uitspraak van de Inspecteur werd bevestigd, en het beroep van belanghebbende werd verworpen. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd op 28 juni 2002 in het openbaar uitgesproken door G.J. van Muijen, lid van de vierde enkelvoudige Belastingkamer, en griffier M.A.M. van den Broek. Partijen werden op 8 juli 2002 in afschrift van de uitspraak geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 98/05686
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vierde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Particulieren/Ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 1997.
Mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting met gesloten deuren van het Hof van 14 juni 2002 te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 28 juni 2002, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
De gronden
1. Tussen partijen staat vast dat belanghebbende in het onderhavige jaar als docente piano/klavecimbel in dienstbetrekking werkzaam was bij de Stichting Bevordering Muziekonderwijs te Q. Ten behoeve van een behoorlijke uitoefening van haar dienstbetrekking heeft belanghebbende thuis een musiceerruimte ingericht, welke is aan te merken als een werkruimte in de zin van artikel 36, eerste lid, aanhef en onderdeel b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1997; hierna: de Wet).
2. Belanghebbende heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van ƒ 46.950,-. De totale inkomsten uit arbeid bedragen ƒ 72.536,-, waarvan ƒ 37.627,- inkomsten uit vroegere arbeid betreft. De Inspecteur heeft bij de aanslagregeling de volgende correcties toegepast:
ƒ ƒ
Aangegeven belastbaar inkomen 46.950
A. Minder beroepskosten:
- minder kosten werkruimte in woning 1.111
- minder kosten partituren/bladmuziek/boeken 500
B. Afgeleide correctie giften (niet in geschil) 16
1.627
Gecorrigeerd belastbaar inkomen 48.577
3. In geschil is uitsluitend of de Inspecteur de correcties op de beroepskosten hiervoor onder punt 2 A genoemd, terecht heeft aangebracht. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen, overeenkomstig de aangifte, van ƒ 46.950,-.
4. Belanghebbende heeft gesteld dat het leslokaal in de muziekschool niet als een soortgelijke werkruimte buiten haar woning is aan te merken omdat zij het leslokaal dient te delen met collega's. Zodra belanghebbendes lestaak is beëindigd, wordt het lokaal namelijk overgenomen door een collega die dan met zijn/haar lestaak aanvangt. Ook de lerarenkamer is volgens belanghebbende niet aan te merken als een soortgelijke werkruimte buiten haar woning omdat deze, vanwege het ontbreken van instrumenten, ongeschikt is om de muzieklessen voor te bereiden. Deze gemotiveerde stelling van belanghebbende is naar het oordeel van het Hof door de Inspecteur onvoldoende weersproken zodat het Hof, nu ook anderszins niet is gebleken dat deze stelling onjuist is, met belanghebbende van oordeel is dat zij in het onderhavige jaar niet beschikt over soortgelijke werkruimte buiten haar woning.
5. Nu vaststaat dat belanghebbende in het onderhavige jaar in totaal ƒ 72.536,- aan inkomsten uit arbeid heeft genoten waarvan ƒ 37.627,-, oftewel 51,87%, is toe te rekenen aan inkomsten uit vroegere arbeid voldoet belanghebbende niet aan de eis genoemd in artikel 36, eerste lid, onderdeel b, ten tweede van de Wet, dat zij het bedrag van haar inkomsten uit arbeid hoofdzakelijk in of vanuit, en in belangrijke mate in, de werkruimte in haar woning verwerft.
6. Het Hof is - anders dan belanghebbende stelt - van oordeel dat het belasten van inkomsten die worden verkregen middels het gebruik van eigendommen van belanghebbende op geen enkele wijze in strijd is met het in artikel 1 Eerste protocol bij het Europees verdrag inzake de rechten van de mens neergelegde recht op het ongestoorde genot van iemands eigendommen.
7. Belanghebbende heeft voorts gesteld dat de kosten van de werkruimte op grond van de in de jurisprudentie ontwikkelde definitie van aftrekbare kosten, te weten: "Alle uitgaven, welke binnen de grenzen der redelijkheid ter wille van een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking worden gedaan.", in aftrek kunnen worden gebracht. Naar het oordeel van het Hof is dit onjuist. Immers, artikel 35, eerste lid van de Wet, waarin het omvangscriterium waar belanghebbende op doelt is neergelegd, vermeldt dat de in artikel 36 van de Wet opgenomen normeringen en beperkingen bij de toepassing van artikel 35 van de Wet in acht dienen te worden genomen. Onder punt 5 heeft het Hof reeds geoordeeld dat in casu niet wordt voldaan aan de eisen van artikel 36, eerste lid, aanhef en onderdeel b, ten tweede van de Wet, zodat aan toetsing aan het omvangscriterium niet wordt toegekomen.
8. Belanghebbende heeft met betrekking tot de correctie partituren/bladmuziek/boeken niets gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat deze correctie niet terecht is aangebracht.
9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep van belanghebbende te worden verworpen.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 28 juni 2002 door G.J. van Muijen, lid van voormelde Kamer, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van M.A.M. van den Broek, griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 8 juli 2002
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 68,07 (ƒ 150,-).
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 68,07 (ƒ 150,-) verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.