ECLI:NL:GHSHE:2002:AD9737

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/01040
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichte ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen en de gevolgen van de Ziekenfondswet

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 februari 2002 uitspraak gedaan in het beroep van de heer X tegen de beslissing van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst met betrekking tot de verplichte ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen voor het jaar 2000. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 januari 2002, waarbij belanghebbende en zijn echtgenote, evenals de Inspecteur, aanwezig waren. De belanghebbende had tot 29 januari 2000 een onderneming gedreven en was daardoor gedurende het jaar 2000 verzekerd op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. De Inspecteur had de verklaring voor de verplichte ziekenfondsverzekering afgegeven, wat door het Hof werd bevestigd.

Het Hof oordeelde dat de omstandigheid dat de belanghebbende duurder uit was door de ziekenfondsverzekering dan voorheen met zijn particuliere verzekering, geen reden was om de wettelijke regeling buiten toepassing te laten. De wetgever had bij de totstandkoming van de regeling erkend dat sommige zelfstandigen er financieel op achteruit zouden gaan. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende, ondanks de hogere kosten, voldeed aan de voorwaarden van de Ziekenfondswet en dat zijn beroep ongegrond was.

De beslissing van het Hof hield in dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten van de belanghebbende. Ook werd er geen aanleiding gezien om het griffierecht te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 00/01040
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Ondernemingen P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de verklaring verplichte ziekenfondsverzekering zelfstandigen voor het jaar 2000.
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 23 januari 2002 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn echtgenote, alsmede de Inspecteur.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 6 februari 2002, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De gronden voor de beslissing
(1) Belanghebbende heeft ter zitting uitdrukkelijk verklaard al zijn in het beroepschrift aangevoerde grieven te laten varen, behoudens zijn grief dat ziekenfondsverzekering voor hem aanzienlijk duurder uitvalt dan zijn vroegere particuliere ziektekostenverzekering.
(2) Vaststaat dat belanghebbende tot 29 januari 2000 feitelijk een onderneming heeft gedreven. Dat brengt met zich dat hij gedurende het gehele jaar 2000 verzekerd is ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. Voorts is niet in geschil dat zijn belastbare inkomens in de jaren van de zogeheten referteperiode alle lager zijn dan fl. 41.200,=. Gelet op het vorenstaande voldoet belanghebbende voor het jaar 2000 aan de in artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet gestelde voorwaarden voor verzekering ingevolge de Ziekenfondswet.
De Inspecteur heeft dan ook terecht op de voet van het bepaalde in artikel 3d, tweede lid, van de Ziekenfondswet de onderhavige verklaring aan belanghebbende afgegeven.
De enkele omstandigheid dat belanghebbende ten gevolge van de ziekenfondsverzekering duurder uit is, geeft geen grond om de onderhavige wettelijke regeling buiten toepassing te laten. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze regeling blijkt dat uitdrukkelijk onder ogen is gezien dat een niet onaanzienlijk deel van de zelfstandigen er door deze regeling niet op vooruit, doch op achteruit zou gaan.
(3) De omstandigheid dat belanghebbende in de maand januari 2000 nog feitelijk een onderneming heeft gedreven, heeft, mede gelet op het bepaalde in artikel 1, onder q, van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Ziekenfondswet, zoals dit met terugwerkende kracht tot 1 januari 2000 luidt na de wijziging bij besluit van 29 augustus 2000, Stb. 360, in beginsel uiteindelijk tot gevolg dat belanghebbende gedurende de rest van zijn leven verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet. De omstandigheid dat belanghebbende dientengevolge gedurende de rest van zijn leven aanzienlijk duurder uit is dan wanneer hij particulier tegen ziektekosten verzekerd was gebleven, is naar het oordeel van het Hof niet in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, nu deze omstandigheid niet in strijd is met de in de bijlage bij de conclusie van de Advocaat-Generaal Wattel van 28 december 2001, nr. 36.621, bedoelde fair balance.
(4) Gelet op al het vorenstaande is het beroep ongegrond.
(5) Nu het beroep ongegrond is en bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, vindt het Hof geen aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten.
(6) Het Hof vindt geen aanleiding om met gebruikmaking van de hem in artikel 8:74, tweede lid, van de evengenoemde wet verleende bevoegdheid te gelasten dat het door belanghebbende voor deze zaak betaalde griffierecht ad fl. 60,= geheel of gedeeltelijk door de Staat der Nederlanden wordt vergoed.
(7) Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 6 februari 2002 door J.A. Meijer, voorzitter, P. Fortuin en P. van der Wal, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van D.J. Koopmans, waarnemend-griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 18 februari 2002
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bent u een griffierecht verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.