ECLI:NL:GHSHE:2001:AD3866
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing bij verdeling van onverdeeld eigendom tussen samenwoners
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gaat het om een belastingkwestie met betrekking tot een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting. De belanghebbende, X, heeft samen met zijn vader een landhuis in onverdeelde eigendom. Na bezwaar tegen de opgelegde aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. De kern van het geschil betreft de vraag of de vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing is bij de verdeling van de onverdeelde eigendom tussen de belanghebbende en zijn ouders, die in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd.
Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende en zijn ouders in hetzelfde huis wonen, wat hen in de context van de belastingwetgeving als samenwoners kwalificeert. De Inspecteur betwistte echter dat er sprake was van samenwonen in de zin van de wet, wat leidde tot de naheffingsaanslag. Het Hof oordeelde dat de feitelijke eigendomsverhouding en de omstandigheden van het samenleven in dit geval niet voldoen aan de voorwaarden voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting, zoals vastgelegd in artikel 15 van de Wet belastingen rechtsverkeer.
Het Hof concludeerde dat de vrijstelling enkel van toepassing is bij verdelingen tussen twee gerechtigden en dat de stelling van belanghebbende dat zijn ouders als één rechthebbende moeten worden beschouwd, niet houdbaar is. De uitspraak van de Inspecteur werd bevestigd, en het Hof oordeelde dat de beperking van de vrijstelling niet in strijd is met het discriminatieverbod, aangezien er een redelijke rechtvaardiging voor deze beperking bestaat. De uitspraak werd op 6 september 2001 gedaan, en belanghebbende werd in de gelegenheid gesteld om beroep in cassatie in te stellen.