BELASTINGKAMER
Nr. 98/02524
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tiende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het Hoofd van de sector Grondgebiedszaken van de gemeente Q (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift betreffende de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken aan belanghebbende gezonden beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak A-STRAAT 1 te Z (hierna: de onroerende zaak) per de peildatum 1 januari 1994 is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000.
De mondelinge behandeling
Deze heeft plaatsgevonden in raadkamer ter zitting van het Hof van 10 april 2001 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van A, alsmede de ambtenaar, B, tot zijn bijstand vergezeld van C en D, beide laatstgenoemde personen in dienst van E bv te R.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 24 april 2001, de volgende monde-linge uitspraak gedaan.
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
De gronden voor de beslissing
1. Aan belanghebbende is met betrekking tot de onroerende zaak een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 1995 opgelegd, berekend naar een heffingsgrondslag van fl. 536.000,= per waardepeildatum 1 januari 1994. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 23 november 1995 is, na hertaxatie door de taxateur, de waarde verlaagd naar fl. 526.000,=. Belanghebbende heeft in deze waarde berust.
2. Met dagtekening 30 april 1997 is aan belanghebbende een beschikking ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) toegezonden met een waarde van de onroerende zaak van fl. 642.000,= per waardepeildatum 1 januari 1994 voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000.
3. Belanghebbende klaagt erover, dat de ambtenaar per dezelfde waardepeildatum voor de toepassing van de Wet WOZ een hogere waarde heeft vastgesteld dan voor de onroerendezaakbelasting 1995.
4. De Wet WOZ is ingevoerd per 1 januari 1995. De ambtenaar heeft betoogd, dat de Waarderingskamer heeft geconstateerd dat de voor onroerendezaakbelastingen vastgestelde waarden van meerdere objecten in de gemeente niet strookten met de definitie van de waarde in art. 17, tweede lid Wet WOZ.
5. Volgens artikel 17, tweede lid, Wet WOZ dient de waarde van een onroerende zaak te worden bepaald op de waarde die aan de zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
6. De ambtenaar, op wie de bewijslast rust van de juistheid van de in geschil zijnde waarde van de onroerende zaak, beroept zich op een taxatierapport en ter ondersteuning daarvan op de opbrengst behaald bij verkoop van met de onroerende zaak vergelijkbare objecten.
7. Het Hof heeft onvoldoende reden aan de betrouwbaarheid van dit taxatierapport te twijfelen. Belanghebbende heeft geen taxatierapport of gegevens van gelijk gewicht overgelegd.
8. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, brengt het Hof niet tot het oordeel dat het taxatierapport waarop de ambtenaar zich beroept op onjuiste uitgangspunten berust, zodat het er op grond hiervan voor moet worden gehouden dat de door de ambtenaar verdedigde waarde juist is. Belanghebbende, die zelf geen deskundige is op het gebied van waardering van onroerende zaken, heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
9. Alhoewel het begrijpelijk is, dat het bij belanghebbende bevreemding oproept dat de ambtenaar per dezelfde waardepeildatum voor dezelfde onroerende zaak voor de toepassing van de Wet WOZ een hogere waarde vaststelt dan de waarde voor de toepassing van de onroerendezaakbelastingen doet deze bevreemding niet eraan af, dat de ambtenaar de waarde van de onroerende zaak overeenkomstig het per 1 januari 1995 geldende art. 17, tweede lid wet WOZ juist heeft vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. De ambtenaar heeft aannemelijk gemaakt, dat voor meerdere onroerende zaken in de gemeente, waaronder de onroerende zaak van belanghebbende, de voor de onroerendezaakbelastingen vastgestelde waarde niet de waarde oplevert in de zin van art. 17, tweede lid wet WOZ.
10. Belanghebbende heeft redelijkerwijs niet kunnen en mogen begrijpen dat de voor de onroerendezaakbelastingen vastgestelde waarde voor het jaar 1995 eveneens zou gelden voor de toepassing van de Wet WOZ voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000.
11. Gelet op het vorenstaande is het gelijk aan de zijde van de ambtenaar en moet worden beslist als hiervoor is vermeld.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 24 april 2001 door P. Fortuin, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 26 april 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende f 150,--.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ƒ 150,-- verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.