ECLI:NL:GHSHE:2001:AB1529

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/01203
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.Th. Simons
  • J.W.J. van der Heijden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en bewijsvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 maart 2001 uitspraak gedaan in een beroep van X, wonende te Y, tegen de uitspraak van het hoofd van het bureau belastingheffing van de gemeente P. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die op 25 januari 1999 aan belanghebbende was opgelegd. Belanghebbende had haar auto, een Volkswagen Golf met kenteken AA-11-AA, geparkeerd op een door de gemeente aangewezen parkeerplaats waar parkeerbelasting verschuldigd was. Ze heeft gesteld dat ze op de parkeerautomaat fl. 0,50 heeft betaald en dat het parkeerkaartje, dat geldig was tot 11.53 uur, zichtbaar op het dashboard van de auto lag. Echter, de parkeercontroleur constateerde dat er geen geldig parkeerbewijs in de auto aanwezig was, wat leidde tot de naheffingsaanslag.

Het Hof heeft de mondelinge behandeling op 7 maart 2001 gehouden, waarbij zowel belanghebbende als de ambtenaar zijn gehoord. Na beoordeling van de bewijsstukken en de verklaringen van beide partijen, concludeerde het Hof dat de ambtenaar niet had aangetoond dat belanghebbende niet aan haar verplichtingen had voldaan. Het Hof oordeelde dat de constatering van de parkeercontroleur niet als onweerlegbaar bewijs kon worden aangemerkt. Daarom heeft het Hof de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag vernietigd. Tevens is de ambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het door belanghebbende gestorte griffierecht van fl. 50 en de reiskosten van fl. 60.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in belastingzaken en de rechten van de belastingplichtige. Belanghebbende heeft het gelijk aan haar zijde gekregen, en het Hof heeft de gemeente P aangewezen als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden. De uitspraak is op 30 maart 2001 aan de partijen verzonden, met de mogelijkheid voor belanghebbende om binnen vier weken een schriftelijke uitspraak aan te vragen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER.
Nr. 99/01203
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH.
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK.
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X wonende te Y, tegen de uit-spraak van het hoofd van het bureau belastingheffing van de gemeente P (hierna: de ambtenaar) op het bezwaar-schrift betreffende de haar opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelas-ting de dato 25 januari 1999, aanslagnummer 1.
De mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 7 maart 2001 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de ambtenaar.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden,
21 maart 2001, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing.
Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak, alsmede de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag.
Het Hof gelast voorts dat de ambtenaar aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht ten bedrag van fl.50,= vergoedt, veroordeelt de ambtenaar in de kosten van het geding tot een bedrag van fl. 60,= en wijst de gemeente P aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
De gronden.
1. Op 25 januari 1999 om 11.30 uur stond belanghebbendes personenauto, merk Volkswagen, type Golf, met het kenteken
AA-11-AA (hierna: de auto), geparkeerd aan het Aplein te P.
Deze locatie is door burgemeester en wethouders op grond van de Verordening aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
2. De ambtenaar, op wie de bewijslast rust van de feiten en omstandigheden die aan de naheffingsaanslag ten grondslag liggen, heeft gesteld dat de betrokken parkeercontroleur heeft geconstateerd dat ten tijde van het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag (11.30 uur) in de auto geen geldig parkeerbewijs is geconstateerd achter de voorruit of elders in het voertuig.
3. Belanghebbende heeft daartegenover gesteld dat zij op
25 januari 1999 haar auto op de parkeerplaats aan het Aplein te P heeft geparkeerd, dat zij vervolgens bij een parkeerautomaat fl. 0,50 parkeerbelasting heeft betaald en dat zij het betreffende parkeerkaartje duidelijk zichtbaar op het dashboard van de auto heeft gelegd. Dit parkeerkaartje had een geldigheidsduur tot 11.53 uur en was nog geldig ten tijde van het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag.
Naast dit geldige parkeerkaartje lag in de auto nog een oud parkeerkaartje van 9 januari 1999 met eindtijd 10.54 uur. Dit ongeldige parkeerkaartje heeft belanghebbende ten onrechte in een doorzichtig plastic hoesje achter de voorruit van de auto laten liggen. Blijkens de aantekening op de naheffingsaanslag heeft de parkeercontroleur dit ongeldige parkeerkaartje wél opgemerkt. Hij heeft blijkbaar niet gezien dat op het dashboard van de auto ook een geldig parkeerkaartje lag.
Beide door belanghebbende genoemde parkeerkaartjes behoren tot de stukken van het geding.
4. Het Hof heeft geen reden aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaring van belanghebbende te twijfelen.
5. Anders dan de ambtenaar kennelijk van mening is, geldt de constatering van de parkeercontroleur niet als onweerlegbaar bewijs.
6. Op grond van zijn waardering van de bewijsmiddelen en na afweging van de over en weer door partijen betrokken stellingen, komt het Hof tot het oordeel dat de ambtenaar niet geslaagd is in het bewijs dat belanghebbende niet aan de verplichting heeft voldaan om bij aanvang van het parkeren de belasting op aangifte te voldoen.
7. Mede gelet op artikel 5, lid 7, eerste volzin, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken dient de ambtenaar aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht van
fl. 50,= te vergoeden.
De proceskosten.
Nu belanghebbende in het gelijk is gesteld, acht het Hof termen aanwezig de ambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende ten behoeve van het bijwonen van de mondelinge behandeling gemaakte reiskosten.
Het Hof stelt deze reiskosten met inachtneming van het
Besluit proceskosten fiscale procedures in goede justitie op fl. 60,=.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld te 's-Hertogenbosch op 21 maart 2001 door J.Th. Simons, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 30 maart 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ
's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ¦ 75,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ¦ 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.