ECLI:NL:GHSHE:2001:AB0399
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- A. van der Velden
- J. Jurgens
- W. Walstock
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen niet vervolging van hulp bij zelfdoding
In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen de beslissing van de officier van justitie om niet over te gaan tot vervolging van beklaagde wegens hulp bij zelfdoding. Klager vond zijn zuster op 3 mei 1999 comateus in haar woning, na een vermoedelijke overdosis medicijnen die zij op 1 mei 1999 had ingenomen. Beklaagde had eerder, op 15 maart 1999, informatie verstrekt aan klagers zuster over methoden van zelfdoding en had tussen die datum en de fatale dag meerdere telefonische contacten met haar gehad. De officier van justitie besloot op 12 juli 2000 dat er onvoldoende bewijs was om beklaagde te vervolgen, ondanks de aannemelijkheid dat klagers zuster de door beklaagde aangeraden methoden had gebruikt.
Klager diende op 24 juli 2000 een klaagschrift in bij het hof, dat op 26 juli 2000 werd ontvangen. Tijdens de zitting op 6 februari 2001 werd klager, bijgestaan door zijn advocaat, en beklaagde, bijgestaan door haar advocate, gehoord. Klager stelde dat beklaagde de zorgvuldigheidscriteria had geschonden in haar omgang met de zuster van klager, die leed aan een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijkheidskenmerken. Beklaagde ontkende enige schuld en voerde aan dat zij geen contact had opgenomen met de behandelaars van de zuster, omdat zij geen onderbehandeling vermoedde.
Het hof overwoog dat er een mogelijk causaal verband bestond tussen het overlijden van de zuster en de door beklaagde gegeven adviezen. Het hof concludeerde dat de zorgvuldigheidscriteria niet waren nageleefd en dat er voldoende aanwijzingen waren dat beklaagde zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. Het hof verklaarde het beklag gegrond en beval de vervolging van beklaagde, waarbij het ook de officier van justitie opdroeg om een vordering te doen ex artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering.