BELASTINGKAMER.
Nr. 98/01596
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH.
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vierde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer P te V, gemeente B, (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van Burgemeester en wethouders van de gemeente B (hierna: de ambtenaar), op het bezwaarschrift betreffende de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) aan belanghebbende gezonden beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak L-straat 0 te V (hierna: de onroerende zaak) per de peildatum 1 januari 1995 is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij de vorenvermelde beschikking is aan de onroerende zaak een waarde toegekend van
fl. 250.000,--.
Na tijdig bezwaar heeft de ambtenaar bij de bestreden uitspraak de bij de beschikking voor de onroerende zaak vastgestelde waarde gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak tijdig en regelmatig in beroep gekomen bij het Hof. De ambtenaar heeft een vertoogschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van vrijdag 15 december 2000 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de heer Z en de heer K namens de ambtenaar. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en, met toestemming van de ambtenaar, een aantal foto's aan het Hof en de ambtenaar getoond. Exemplaren van de pleitnota zijn aan het Hof en de ambtenaar overgelegd. De ambtenaar heeft voorafgaande aan de zitting een kadastrale tekening van de onroerende zaak aan het Hof ingezonden, welke tekening het Hof ter zitting aan belanghebbende heeft getoond en die daarop er mee heeft ingestemd dat deze tot de stukken van het geding wordt gerekend.
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de andere partij niet dan wel onvoldoende betwist de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak.
2.2. De onroerende zaak betreft een vrijstaande woning met ondergrond en tuin en is gelegen op een perceel grond ter grootte van 517 m2.
2.3. De waarde van de onroerende zaak als bedoeld in artikel 17 van de Wet WOZ is bij de bestreden uitspraak vastgesteld op fl. 250.000,-- naar de waardepeildatum 1 januari 1995.
2.4. Ter ondersteuning van het in de onderhavige procedure door de ambtenaar ingenomen standpunt omtrent de waarde is het object opgenomen door een taxateur. Van deze opname is een taxatierapport gemaakt dat bij het vertoogschrift door de ambtenaar is overgelegd.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 1995.
3.2. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar hetgeen daartoe is aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waaronder de door belanghebbende ter zitting voorgedragen pleitnota.
Ter zitting hebben partijen daar nog aan toegevoegd, zakelijk weergegeven:
Belanghebbende: Hij schat dat de kosten voor het verwijderen van het asbesthoudende dakbeschot circa fl. 25.000,= bedragen.
Hij heeft zelf geen taxatierapport in het geding gebracht omdat hij dat niet nodig vond.
De ambtenaar: De omschrijving in het taxatierapport dat de zolder bestaat uit een vliering is, gelet op belanghebbendes nadere toelichting ter zake ter zitting, mogelijk niet geheel juist, maar zulks heeft in casu geen invloed op de vastgestelde waarde van de onroerende zaak . De aanwezigheid van asbesthoudende materialen in het dakbeschot is moeilijk te kwantificeren, omdat het nauwelijks een rol speelt bij verkoop. Hoewel in het taxatierapport een en ander niet expliciet is vermeld, is -anders dan belanghebbende veronderstelt- bij de waardebepaling van de onroerende zaak wel rekening gehouden met de aanwezigheid van de asbesthoudende materialen.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak en tot vermindering van de in geschil zijnde waarde tot een bedrag van fl. 200.000,--. De ambtenaar concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. De ambtenaar, op wie de bewijslast rust van de juistheid van de in geschil zijnde waarde van de onroerende zaak, beroept zich op een taxatierapport van 26 januari 1999 en ter ondersteuning daarvan op de opbrengst behaald bij verkoop van een aantal met de onroerende zaak vergelijkbare objecten.
4.2. Het Hof heeft onvoldoende reden aan de betrouwbaarheid van dit taxatierapport te twijfelen. Het Hof merkt hierbij op dat de ambtenaar niet verplicht is vóór de verzending van de beschikking en de uitspraak taxatierapporten op te maken en deze toe te zenden aan belanghebbende. Belanghebbende zelf heeft geen taxatierapport of gegevens van gelijk gewicht overgelegd.
4.3. Belanghebbende maakt met hetgeen hij aanvoert met betrekking tot de waardedrukkende factoren onvoldoende waar dat van die aspecten een sterker waardedrukkende werking uitgaat dan door de taxateur in aanmerking is genomen.
Weliswaar is in het taxatierapport niet expliciet vermeld dat bij de waardebepaling van de onroerende zaak mede rekening is gehouden met de aanwezigheid in het dakbeschot van asbesthoudende materialen, maar het Hof hecht geloof aan de verklaring van de ambtenaar dat daarmee bij de waardebepaling van de onroerende zaak wel rekening is gehouden.
4.4. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, brengt het Hof niet tot het oordeel dat het taxatierapport waarop de ambtenaar zich beroept op onjuiste uitgangspunten berust, zodat het er op grond hiervan voor moet worden gehouden dat de door de ambtenaar verdedigde waarde juist is. Belanghebbende, die zelf geen deskundige is op het gebied van waardering van onroerende zaken, heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
4.5. De omstandigheid dat de door de ambtenaar ter vergelijking aangevoerde objecten andere objectkenmerken hebben brengt nog niet met zich dat deze objecten niet als vergelijkbaar met de onroerende zaak kunnen worden bestempeld. Wel is van belang dat bij de vergelijking met zodanige verschillen rekening wordt gehouden. De ambtenaar heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat zulks is geschied.
4.6. Hetgeen belanghebbende, op wie de last rust zulks aannemelijk te maken, heeft aangevoerd met betrekking tot de wijze van taxeren van het door de gemeente ingehuurde taxatiebureau, is voor het Hof onvoldoende om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de uitgevoerde taxatie en de objectiviteit van de voor dat bureau werkzame taxateurs, omdat na de indiening van het onderhavige beroepschrift alsnog een -naar belanghebbende niet dan wel onvoldoende heeft bestreden- volledige in- en uitwendige opname van de onroerende zaak heeft plaatsgevonden en de taxateur in het onderhavige taxatierapport schriftelijk heeft verklaard dat hij het taxatierapport te goeder trouw en naar beste kennis en wetenschap heeft opgesteld.
5. Griffierecht en proceskosten.
Het Hof heeft geen reden de ambtenaar te gelasten het door belanghebbende gestorte griffierecht te vergoeden en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus vastgesteld op 19 januari 2001 door G.J. van Muijen, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 19 januari 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een
beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ
's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak
overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie
is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.