parketnummer : 20.001783.99
uitspraakdatum : 24 maart 2000
tegenspraak;
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 28 juni 1999 in de strafzaak onder parketnummer 01/035084-99 tegen:
[verdachte],
geboren te Koszalin (Polen), 1978,
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting P.I. Nieuw Vosseveld / "De Leij" te Vught.
De verdachte en de officier van justitie hebben tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Omwille van de leesbaarheid en de duidelijkheid zal het hof de bij inleidende dagvaarding onder 1 en 2 primair en subsidiair impliciet cumulatief tenlastegelegde feiten lezen als waren deze als verschillende feiten naast elkaar in de tenlastelegging opgenomen.
Het hof zal deze feiten afzonderlijk nummeren.
Met inachtneming van het vorenstaande is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij:
1a. op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 27 februari 1999 te Geldrop en/of te Mierlo en/of te Helmond en/of te Sterksel en/of te Maarheeze en/of (een) andere plaats(en) in Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die ander(en), althans alleen, genoemde [Slachtoffer] opzettelijk en wederrechtelijk te dwingen in zijn auto plaats te nemen en/of (vervolgens) die [Slachtoffer] in de auto mee te voeren naar Geldrop en/of die [Slachtoffer] onder woordelijke en fysieke dreiging te dwingen met een of meer van zijn, verdachtes, mededader(s) per fiets te gaan naar Helmond en/of Mierlo, althans enige plaats in het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of die [Slachtoffer] te beletten te gaan waar(heen) die wilde gaan;
1b. op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 27 februari 1999 te Geldrop en/of te Mierlo en/of te Helmond en/of te Sterksel en/of te Maarheeze en/of (een) andere plaats(en) in Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een aantal schriftelijke bescheiden(een paspoort en/of een rijbewijs) en/of een horloge en/of een hoeveelheid geld en/of een telefoon en/of een auto en/of andere goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [Slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, genoemde [Slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt en/of vastgehouden en/of meermalen door woord en/of gebaar met de dood en/of zwaar lichamelijk letsel heeft bedreigd;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 27 februari 1999 te Geldrop en/of te Mierlo en/of te Helmond en/of te Sterksel en/of te Maarheeze en/of (een) andere plaats(en) in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een aantal schriftelijke bescheiden (een paspoort en/of een rijbewijs) en/of een auto en/of een telefoon en/of een horloge en/of een hoeveelheid geld en/of andere goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) genoemde [Slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of geschopt en/of vastgehouden en/of meermalen door woord en/of gebaar met de dood en/of zwaar lichamelijk letsel heeft/hebben bedreigd;
2a. op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 27 februari 1999 te Geldrop en/of te Mierlo en/of te Helmond en/of te Sterksel en/of te Maarheeze en/of (een) andere plaats(en) in Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die ander(en), althans alleen, genoemde [Slachtoffer] opzettelijk en wederrechtelijk te dwingen in zijn auto plaats te nemen en/of (vervolgens) die [Slachtoffer] in de auto mee te voeren en/of die [Slachtoffer] te dwingen in de kofferbak van een auto te gaan liggen en/of die kofferbak te sluiten en/of (vervolgens) die [Slachtoffer] te vervoeren en/of die [Slachtoffer] te dwingen in een door verdachte en/of zijn mededader(s) beheerde auto te blijven en/of die [Slachtoffer] te beletten te gaan waar(heen) die wilde gaan;
2b. op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 27 februari 1999 te Geldrop en/of te Mierlo en/of te Helmond en/of te Sterksel en/of te Maarheeze en/of (een) andere plaats(en) in Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een aantal schriftelijke bescheiden (een paspoort en/of een rijbewijs) en/of een horloge en/of een hoeveelheid geld en/of een telefoon en/of een auto en/of andere goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [Slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, genoemde [Slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt en/of vastgehouden en/of meermalen door woord en/of gebaar met de dood en/of zwaar lichamelijk letsel heeft bedreigd;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 27 februari 1999 te Geldrop en/of te Mierlo en/of te Helmond en/of te Sterksel en/of te Maarheeze en/of (een) andere plaats(en) in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een aantal schriftelijke bescheiden (een paspoort en/of een rijbewijs) en/of een auto en/of een telefoon en/of een horloge en/of een hoeveelheid geld en/of andere goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) genoemde [Slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of geschopt en/of vastgehouden en/of meermalen door woord en/of gebaar met de dood en/of zwaar lichamelijk letsel heeft/hebben bedreigd.
3. en/of zijn mededader(s) op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 4 maart 1999 tot en met 8 maart 1999 te Helmond en/of te Maarheeze en/of te Sterksel, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld (ongeveer F 7.000,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk die [Slachtoffer] een of meerdere malen telefonisch heeft/hebben benaderd en/of (daarbij) die [Slachtoffer] met de dood heeft/hebben bedreigd en/of door woorden voor die [Slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben geschapen en/of in stand gehouden en/of die [Slachtoffer] heeft/hebben aangegeven waar het verlangde geld naar toe moest worden gebracht en/of (vervolgens) met een of meer van zijn mededader(s) naar een afgesproken lokatie is toegereden en/of een (vuilnis)zak, waarin het verlangde geld zou zitten, heeft/hebben meegenomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In deze weergave van de tenlastelegging zijn de door de eerste rechter aangebrachte verbeteringen en de in hoger beroep toegelaten wijzigingen begrepen.
Voor zover in de tenlastelegging schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door het hof verbeterd. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad.
De omvang van het hoger beroep
Het hof houdt het ervoor dat het door verdachte ingestelde hoger beroep niet is gericht tegen de vrijspraak door de eerste rechter van het onder 1a en onder 1b primair en subsidiair tenlastegelegde, nu de verdachte geacht kan worden geen bezwaren te hebben tegen de vrijspraak van deze feiten.
Blijkens mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep moet het hoger beroep van het openbaar ministerie worden begrepen als eveneens niet te zijn gericht tegen de vrijspraak door de eerste rechter van het onder 1a en onder 1b primair en subsidiair tenlastegelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- zal reeds hierom worden vernietigd, omdat na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep de grondslag waarop het hof recht doet anders is komen te luiden.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2a, onder 2b primair en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
2a. op of omstreeks 27 februari 1999 te Maarheeze en andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [Slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die anderen genoemde [Slachtoffer] opzettelijk en wederrechtelijk te dwingen in zijn auto plaats te nemen en vervolgens die [Slachtoffer] in de auto mee te voeren en die [Slachtoffer] te dwingen in de kofferbak van een auto te gaan liggen en die kofferbak te sluiten en vervolgens die [Slachtoffer] te vervoeren en die [Slachtoffer] te dwingen in een door verdachte en/of zijn mededaders beheerde auto te blijven en die [Slachtoffer] te beletten te gaan waarheen die wilde gaan;
2b. op of omstreeks 27 februari 1999 te Maarheeze tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een paspoort en een horloge en een hoeveelheid geld en een auto en andere goederen, toebehorende aan [Slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen genoemde [Slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen genoemde [Slachtoffer] heeft geslagen en vastgehouden.
3. en zijn mededaders in de periode van 4 maart 1999 tot en met 8 maart 1999 te Helmond en te Sterksel, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [Slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld (ongeveer F 7.000,-), toebehorende aan [Slachtoffer], met voormeld oogmerk die [Slachtoffer] meerdere malen telefonisch hebben benaderd en daarbij die [Slachtoffer] met de dood hebben bedreigd en die [Slachtoffer] hebben aangegeven waar het verlangde geld naar toe moest worden gebracht en vervolgens met zijn mededaders naar een afgesproken lokatie is gereden en een vuilniszak, waarin het verlangde geld zou zitten, hebben meegenomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2a, onder 2b primair en onder 3 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De raadsman van de verdachte heeft met betrekking tot het onder 3 bewezenverklaarde, zich aansluitend bij het door de raadsvrouwe van de medeverdachte [getuige] gevoerde verweer, ter terechtzitting in hoger beroep ten verwere aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat de telefoongesprekken gevoerd over de telefoon van [Slachtoffer] zijn getapt zonder machtiging van de rechter-commissaris, hetgeen als onrechtmatig verkregen bewijs moet worden aangemerkt.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat door het opnemen van bedoelde telefoongesprekken inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte, als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag van Rome, nu het recht van degene die opbelt om niet te worden afgeluisterd tijdens het voeren van telefoongesprekken onder voormeld artikel valt. De raadsman heeft daarbij als bijzondere omstandigheid aangevoerd dat de gesprekken zijn opgenomen door de politie en niet door de gebelde zelf.
Het hof verwerpt dit verweer.
Voor een weergave van de voor de beoordeling van het verweer van belang zijnde feiten verwijst het hof naar het relaas van de rechtbank dienaangaande. Deze weergave wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Het hof is van oordeel dat het enkele op verzoek/met toestemming van de opgebelde gesprekspartner, doch zonder toestemming van de opbellende gesprekspartner life uitluisteren en op een geluidsband vastleggen van een, of in casu meer, telefoongesprek(ken), behoudens bijzondere omstandigheden, niet een inbreuk door de opgebelde gesprekspartner oplevert op het recht van de opbellende gesprekspartner op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag van Rome. Het hof overweegt voorts dat in het licht van de vastgestelde feiten niet gezegd kan worden dat de politie in de onderhavige zaak zodanig sturend is opgetreden dat sprake is geweest van inmenging van de politie in de uitoefening van het in het eerste lid van artikel 8 van het Verdrag van Rome gewaarborgde recht van de verdachte op "respect for his private life and his correspondence". Het gaat in de onderhavige zaak immers om een zeer ernstig delict, te weten poging tot afpersing, waarbij het slachtoffer voorshands geen ander bewijs heeft dan zijn eigen verklaring. In deze zich snel escalerende situatie heeft het slachtoffer zich op 8 maart 1999 tot de politie gewend.
Op genoemde datum heeft de politie onverwijld praktische en technische ondersteuning verleend teneinde, op de eigen telefoonaansluiting van het slachtoffer, een inkomend telefoongesprek dat de daders met het slachtoffer voeren op te nemen en op deze wijze aanvullend bewijs te verkrijgen. Voorts blijkt uit de inhoud van de feitelijk gevoerde telefoongesprekken niet van inmenging door de politie in de persoonlijke levenssfeer van verdachte.
Tenslotte overweegt het hof dat de bescherming van artikel 8, eerste lid, van het Verdrag van Rome zich niet uitstrekt tot degene die, zich inlatend met een poging tot afpersing, daartoe telefonische contacten legt met het slachtoffer en aldus bewust het risico neemt geconfronteerd te worden met de politie in het kader van de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde.
Op grond van het vorenstaande komt het hof tot de slotsom dat zich hier niet de situatie voordeed als bedoeld in artikel 125g van het Wetboek van Strafvordering en dat van uit voormelde telefoongesprekken verkregen onrechtmatig bewijs geen sprake is.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het onder 2a bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 282, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 van dat wetboek.
Het onder 2b bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 312, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onder 2e, van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 310 van dat wetboek.
Het onder 3 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste lid en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht junctis artikel 312, tweede lid, aanhef en onder 2e, en artikel 45 van dat wetboek
Het bewezenverklaarde moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar. De verdachte en de officier van justitie zijn in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijf jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 27 februari 1999 is verdachte met een aantal medeverdachten naar een woning te Maarheeze gereden waar het slachtoffer [Slachtoffer] verbleef. In die woning is [Slachtoffer] door verdachte en zijn medeverdachten geschopt en geslagen. Vervolgens is het slachtoffer uit die woning gesleurd. Buiten is hij opnieuw geslagen. Van [Slachtoffer] zijn vervolgens de sleutels van zijn auto gestolen. Ook is hij door verdachte en zijn mededaders beroofd van een aantal goederen, waaronder een horloge, een hoeveelheid geld en een gouden halsketting.
De verdachte heeft vervolgens tezamen met zijn mededaders het slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd door hem te dwingen achterin zijn auto plaats te nemen. Vervolgens is [Slachtoffer] in zijn door een mededader bestuurde auto naar een bospad vervoerd. Aldaar is het slachtoffer door verdachte en een aantal van zijn mededaders met geweld uit de auto gesleurd. Hij is opnieuw geslagen en geschopt en hem werd onder meer toegevoegd dat hij zijn eigen graf moest graven en dat hij zou worden doodgeslagen. Vervolgens is [Slachtoffer] gedwongen in de kofferbak van een andere auto te gaan liggen en is hij vervoerd naar een parkeerterrein bij een water. Na enige uren is het slachtoffer vrijgelaten. Een van de groep ontvoerders is met de auto van het slachtoffer weggereden, waarna die auto niet meer werd aangetroffen.
Dat verdachte niet heeft geschroomd ook zelf geweld uit te oefenen, rekent het hof de verdachte extra aan.
Een korte tijd daarna heeft verdachte samen met zijn mededaders gepoogd het slachtoffer [Slachtoffer] een geldbedrag van fl. 7.000,-- af te persen. Daartoe hebben verdachte en zijn mededaders het slachtoffer meerdere malen telefonisch benaderd en hem daarbij met de dood bedreigd. Verdachte is vervolgens samen met zijn mededaders naar een afgesproken lokatie gereden, alwaar een vuilniszak, waarin het verlangde geld zou zitten, is meegenomen.
Verdachte heeft tezamen met zijn mededaders aldus een landgenoot wederrechtelijk zijn vrijheid ontnomen en deze persoon van een aantal goederen beroofd. Tevens werd getracht het slachtoffer een hoeveelheid geld af te persen. Dit zijn feiten die zo ernstig zijn en voor de direct betrokkene en de samenleving zo verontrustend dat alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt.
Het hof heeft bij de bepaling van de duur van de hoofdstraf in aanmerking genomen dat naar de ervaring leert het slachtoffer van de bewezenverklaarde geweldsdelicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen zal ondervinden van wat hem is overkomen.
In strafmatigende zin heeft het hof in aanmerking genomen dat -blijkens het de verdachte betreffende uittreksel uit het Algemeen documentatieregister- de verdachte in Nederland nog niet eerder terzake strafbare feiten is veroordeeld.
Onder deze omstandigheden is een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en zes maanden gerechtvaardigd.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 10, 27, 45, 47, 57, 282, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het beroepen vonnis -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2a, onder 2b primair en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2a, onder 2b primair en onder 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
sub 2a: "Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden";
sub 2b: "Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen";
sub 3: "Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaar en zes maanden.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door Mr. Huurman-van Asten, als voorzitter
Mrs. Harmsen en Ficq, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Looijmans, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 maart 2000.
[verdachte],
geboren te Koszalin (Polen), 1978,
wonende te [woonplaats]
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting P.I. Nieuw Vosseveld / "De Leij" te Vught
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande
Is bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 28 juni 1999 ter zake van:
t.a.v. sub 1: "Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden", t.a.v. sub 2: "Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen", t.a.v. sub 3: "Poging tot afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen",
veroordeeld tot:
een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.