ECLI:NL:GHSHE:2000:AB0582

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/00576
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een arbeidsovereenkomst en belastingaanslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 22 november 2000 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Administratie-kantoor X B.V. en de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van een arbeidsovereenkomst die was aangegaan voor de periode van 1 oktober 1996 tot en met 30 september 1997, welke overeenkomst telkens voor de duur van één jaar was verlengd. Belanghebbende stelde dat er omstandigheden waren die erop wezen dat de overeenkomst omgezet diende te worden in een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Het Hof oordeelde echter dat er geen feiten of omstandigheden waren die deze stelling konden onderbouwen, waardoor het beroep van belanghebbende op de Notitie van 17 december 1990 werd verworpen.

Daarnaast werd de subsidiaire stelling van belanghebbende, die betrekking had op kosten voor gemene rekening, afgewezen. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van een doorlopende post of uitschot aan belasting. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 november 2000, waarbij zowel belanghebbende als de Inspecteur aanwezig waren. Na de behandeling bevestigde het Hof de bestreden uitspraak van de Inspecteur, waarbij het beroep van belanghebbende ongegrond werd verklaard. Het Hof oordeelde dat er geen aanleiding was om de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van proceskosten, aangezien de Inspecteur geen aanspraak maakte op deze vergoeding.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke. Het Hof benadrukte dat tegen een schriftelijke uitspraak beroep in cassatie openstaat bij de Hoge Raad der Nederlanden, waarvoor griffierechten verschuldigd zijn.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 98/00576
HET GERECHTSHOF TE ’s-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Administratie-kantoor X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Ondernemingen Y van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op haar bezwaarschrift tegen het bedrag dat door haar als omzetbelasting op aangifte is voldaan over het tijdvak 1 september 1997 tot en met 30 september 1997.
De mondelinge behandeling:
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 8 november 2000 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 22 november 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing:
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
De gronden:
(1) Vaststaat dat de arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en de heer A is aangegaan voor de periode 1 oktober 1996 tot en met 30 september 1997 en dat deze overeenkomst vervolgens telkens voor de duur van één jaar is verlengd. Geen feiten en/of omstandigheden zijn gesteld, laat staan aannemelijk geworden, op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat de intentie van zowel belanghebbende als de heer A er op was c.q. is gericht de overeenkomst voor bepaalde tijd om te zetten in een overeenkomst voor onbepaalde tijd.
In verband hiermede is niet voldaan aan de op pagina 21, onderaan, en pagina 22, bovenaan, van de Notitie van 17 december 1990 onder letter b gestelde voorwaarde. Belanghebbendes beroep op deze notitie moet derhalve worden verworpen. Mitsdien kan de rechtskracht van deze notitie in het midden blijven.
(2) Belanghebbendes subsidiaire stelling vindt geen steun in het recht nu geen sprake is van kosten voor gemene rekening, noch van een doorlopende post of van een uitschot aan belasting.
(3) Gelet op hetgeen onder (1) en (2) is overwogen, is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur. Voor dit geval is niet in geschil dat de bestreden uitspraak moet worden bevestigd.
(4) Nu het beroep ongegrond is en bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, vindt het Hof geen aanleiding de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten.
(5) Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 22 november 2000 door J.A. Meijer, voorzitter, M.E. van Hilten en P. Fortuin, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 28 november 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende fl. 150,=. Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak eveneens een griffierecht van fl. 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onder-werpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.