ECLI:NL:GHSHE:2000:AA9383
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- A. Feith
- M. de Groot-Van Dijken
- J. van Griensven
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de toewijsbaarheid van een vordering tot betaling van honorarium door een besloten vennootschap
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 december 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot betaling van honorarium door een besloten vennootschap. De appellante, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had eerder bij de rechtbank een vordering ingesteld die was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de appellante niet in het bewijs was geslaagd dat zij recht had op betaling voor haar werkzaamheden. De appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij vier grieven heeft aangevoerd. De grieven betroffen onder andere de bewijsopdracht die aan de appellante was gegeven en de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de bewijslast.
Tijdens de zitting van het hof op 17 oktober 2000 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De appellante heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de bewijslast op haar rustte en dat zij niet in het bewijs was geslaagd. Het hof heeft de grieven van de appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de appellante in de bewijsopdracht is geslaagd. Het hof heeft vastgesteld dat de getuigenverklaringen van de fiscus adviseur en de voormalig advocaat van de appellante steun bieden voor haar standpunt dat zij recht had op betaling voor haar werkzaamheden.
Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de vordering van de appellante alsnog toegewezen. De geïntimeerde is veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de geïntimeerde moet aan de appellante een bedrag van f 10.230,70 betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.