ECLI:NL:GHSHE:2000:AA8365
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.A. Meijer
- M.E. van Hilten
- P. Fortuin
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2000 uitspraak gedaan in het beroep van X tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De belanghebbende had beroep ingesteld na ontvangst van een brief van de Inspecteur, waarin werd vermeld dat hij beroep kon aantekenen na ontvangst van de beschikkingen. Aangezien de belanghebbende deze beschikkingen nooit had ontvangen, werd het beroep ontvankelijk verklaard op basis van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De brief van de Inspecteur van 26 augustus 1996 betrof zowel het jaar 1993 als 1994, maar de nadere brief van 27 augustus 1997 had uitsluitend betrekking op het jaar 1994. Het Hof oordeelde dat er geen reden was om de brief van 26 augustus 1996 te splitsen, mede gezien het feit dat de belanghebbende afzonderlijke beroepschriften had ingediend voor beide jaren.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2000, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de gemachtigde van de belanghebbende en de Inspecteur gehoord. Het Hof bevestigde de bestreden uitspraak, waarbij het oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat er per ultimo 1994 een redelijke mate van zekerheid bestond dat hij meer dan het door de Inspecteur aanvaarde bedrag van fl. 100.000,= zou moeten terugbetalen. Ook werd geoordeeld dat de belanghebbende niet had aangetoond dat het risico van arbeidsongeschiktheid werd vergroot door zijn onderneming, waardoor toepassing van artikel 13 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 niet mogelijk was.
Het Hof concludeerde dat het gelijk aan de zijde van de Inspecteur was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om een schriftelijke uitspraak aan te vragen. Het Hof benadrukte dat tegen een schriftelijke uitspraak beroep in cassatie openstaat bij de Hoge Raad der Nederlanden, waarvoor griffierechten verschuldigd zijn.