ECLI:NL:GHSHE:2000:AA7649
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag BPM en opgelegde boete
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2000 uitspraak gedaan in het beroep van R te K tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 juni en 20 september 2000, waarbij belanghebbende, vertegenwoordigd door F., en de Inspecteur, vertegenwoordigd door dr. M., aanwezig waren. Tijdens de zittingen werd ook getuige C., een douaneambtenaar, gehoord.
De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) die aan belanghebbende was opgelegd omdat hij op 6 april 1998 met een niet in Nederland geregistreerde auto gebruik had gemaakt van de openbare weg zonder de vereiste vergunning en zonder de BPM te hebben voldaan. Belanghebbende, werkzaam als bedrijfsleider bij een Duitse autohandel, had eerder een vrijstellingsvergunning voor BPM ontvangen, maar had niet voldaan aan de verplichtingen die aan deze vergunning waren verbonden.
Het Hof oordeelde dat belanghebbende, gezien zijn eerdere vergunning, op de hoogte moest zijn van de BPM-regelgeving en dat zijn handelen lichtvaardig was. De opgelegde boete van 25% werd als passend en geboden beschouwd. Belanghebbende had aangevoerd dat de boete diende te vervallen omdat hij zich uit eigen beweging tot de douaneambtenaar had gewend, maar het Hof oordeelde dat deze verklaring geen steun bood voor zijn stelling.
De uitspraak bevestigde de bestreden beslissing van de Inspecteur en het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door A. Bijlsma, lid van de kamer, in aanwezigheid van waarnemend-griffier C.A.F.M. Stassen.