ECLI:NL:GHSHE:2000:AA7489

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/20045
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag omzetbelasting en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 september 2000 uitspraak gedaan in het beroep van de naamloze vennootschap A N.V. tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1991 tot en met 31 december 1994. Het Hof heeft de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag vernietigd, en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van fl. 2.840,=, met de Staat der Nederlanden als vergoedingsplichtige. Tevens is bepaald dat het door belanghebbende gestorte griffierecht van fl. 80,= door de Inspecteur moet worden vergoed.

Het Hof oordeelde dat de exploitatie van een inrichting op het strand, met voorzieningen zoals kleedhokjes en douches, onder de relevante belastingpost kan worden gerangschikt. De aanwezigheid van een omheining en toezicht op de locaties was voldoende om te concluderen dat er sprake was van een inrichting. De Inspecteur had verklaard dat varen en surfen inherent zijn aan een inrichting op het strand, waardoor belanghebbende in redelijkheid kon vertrouwen op het verlaagde tarief voor de exploitatie van deze inrichtingen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 30 augustus 2000, waarbij zowel de belanghebbende als de Inspecteur vertegenwoordigd waren. Het Hof heeft vastgesteld dat de prestatie van belanghebbende niet alleen bestond uit het geven van gelegenheid tot zwemmen, maar ook tot varen en surfen, wat leidde tot de conclusie dat de prestatie als een geheel moet worden beschouwd. Het beroep van belanghebbende werd gegrond verklaard, wat leidde tot de veroordeling van de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 97/20045
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de naamloze vennootschap A N.V. te R tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Ondernemingen R van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op haar bezwaarschrift betreffende de haar met verhoging opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1991 tot en met 31 december 1994, aanslagnummer 00.00.0.00F00000, en het bij het vaststellen van die aanslag met betrekking tot die verhoging genomen kwijtscheldingsbesluit.
De mondelinge behandeling:
De mondelinge behandeling van de zaak heeft voor wat betreft de enkelvoudige belasting met gesloten deuren en voor wat betreft de verhoging in het openbaar plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 30 augustus 2000 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer R., als projectcoördinator werkzaam bij belanghebbende, de heer C. FB, als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van de heer mr. V, beiden verbonden aan het kantoor te E van C Belastingadviseurs, alsmede, namens de Inspecteur, de heer G, tot bijstand vergezeld van de heer J, beiden verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 13 september 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing:
Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak alsmede de naheffingsaanslag;
veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van
fl. 2.840,= onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die
deze kosten moet vergoeden; en
gelast dat door de Inspecteur aan belanghebbende het door deze gestorte griffierecht
ad fl. 80,= wordt vergoed.
De gronden:
(1) Naar het oordeel van het Hof bestaat belanghebbendes prestatie niet alleen uit het geven van gelegenheid tot zwemmen, maar ook uit het geven van gelegenheid tot varen, surfen en het zich verpozen op de oever. Deze prestatie vormt naar maatschappelijke opvattingen een onsplitsbaar geheel, waarin naar het oordeel van het Hof het gelegenheid geven tot zwemmen niet zozeer overheerst dat het geheel is aan te merken als het gelegenheid geven tot zwemmen. Het geheel is integendeel een prestatie sui generis welke - afgezien van hetgeen hierna onder (2) wordt overwogen - is onderworpen aan het algemene tarief.
(2) In paragraaf 2 van het Voorschrift Tabel I bij de onderhavige tabelpost is bepaald dat het exploiteren van een inrichting op het strand, bestaande uit kleedhokjes, douches en sanitaire voorzieningen met de mogelijkheid tot het onder toezicht baden in zee, onder deze post kan worden gerangschikt.
Nu de onderhavige locaties zijn voorzien van een omheining, een slagboom, sanitaire
voorzieningen en - naar belanghebbende geloofwaardig stelt - douches, is naar het oordeel van het Hof sprake van een inrichting.
Nu de Inspecteur ter zitting heeft verklaard dat aan een inrichting op het strand als bedoeld in evenvermelde paragraaf ook varen en surfen inherent is, kan belanghebbende naar het oordeel van het Hof in redelijkheid aan deze paragraaf het in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen dat door de Inspecteur ook op de exploitatie van de litigieuze inrichtingen het verlaagde tarief van toepassing zal worden geacht. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat de omstandigheid dat belanghebbendes locaties kleedhokjes ontberen, niet essentieel is nu desondanks - gelijk hiervóór is overwogen - wèl sprake is van inrichtingen en dat ook op belanghebbendes locaties toezicht aanwezig is, zij het niet op alle dagen en niet steeds gedurende de gehele dag.
Het gelijk is derhalve aan de zijde van belanghebbende.
(3) In de omstandigheid dat het beroep gegrond is, vindt het Hof, nu bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, aanleiding de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit proceskosten fiscale procedures, op 2 (punten) x fl. 710,= (waarde per punt) x 2 (gewicht van de zaak) is fl. 2.840,=.
(4) Nu het beroep gegrond is, dient de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 5, zevende lid, eerste volzin, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, aan belang-hebbende het door haar voor deze zaak gestorte griffierecht ad fl. 80,= te vergoeden.
(5) Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 13 september 2000 door J.A. Meijer, voorzitter, M.E. van Hilten en J.W. Verstraate, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 21 september 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende
fl. 150,=. Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak eveneens een griffierecht van fl. 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.