ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6624

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/01884
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslag en bewijsvoering van inkomen uit verkoop van kleding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 12 juli 2000, ging het om een beroep van de heer F tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst met betrekking tot zijn aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1996. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 juni 2000, waarbij de gemachtigde van belanghebbende, de heer M, niet aanwezig was. De griffier had de oproeping tijdig verzonden, en het Hof oordeelde dat belanghebbende op regelmatige wijze was opgeroepen.

De zaak draaide om de vraag of de heer F recht had op aftrek van verliezen uit de verkoop van kleding, die hij had aangeschaft na een reis naar India en Indonesië. De inkoopwaarde van de kleding bedroeg fl. 7.454,=, maar de heer F had een negatief resultaat uit de verkoop van deze kleding in de jaren 1996 tot en met 1998. Het Hof oordeelde dat de heer F niet aannemelijk had gemaakt dat zijn activiteiten een bron van inkomen vormden, en dat hij niet had aangetoond dat hij met zijn verkoopactiviteiten een voordeel beoogde.

Het Hof bevestigde de bestreden uitspraak van de Inspecteur en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door M.E. van Hilten, lid van de zevende enkelvoudige Belastingkamer, en de griffier D.G. Moll van Charante. De partijen werden op 14 juli 2000 in afschrift van de uitspraak geïnformeerd. Het bestuursorgaan diende een griffierecht van ƒ 150,= te betalen voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak, en beroep in cassatie bij de Hoge Raad was mogelijk tegen de schriftelijke uitspraak.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 98/01884
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zevende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer F te Z tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid ondernemingen te R van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur), op zijn bezwaarschrift betreffende zijn aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen voor het jaar 1996.
1. De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer ter zitting van het Hof van 28 juni 2000 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar is toen verschenen en gehoord, namens de Inspecteur, de heer A, terwijl noch de gemachtigde van belanghebbende de heer M, verbonden aan het kantoor Administratieburo M B.V. te Z, noch belanghebbende is verschenen.
De griffier heeft de gemachtigde van belanghebbende bij op 29 mei 2000 naar het door de hem opgegeven adres, L- straat 00, 0000 xx Z, aangetekend verzonden oproeping, kennis gegeven van plaats, dag en uur van de mondelinge behandeling. Daar de griffier op 19 juni 2000 de retourkaart betreffende de oproeping nog niet had ontvangen, heeft hij op die dag telefonisch contact gezocht met belanghebbendes gemachtigde. In het hierop volgende telefoongesprek heeft deze medegedeeld de oproeping tijdig te hebben ontvangen.
Op grond van het vorenstaande is het Hof van oordeel dat belanghebbende op regelmatige wijze is opgeroepen.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 12 juli 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
2. De beslissing
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak
3. De gronden
3.1. Belanghebbende, geboren op 1 juli 1953, is gedurende het gehele onderhavige jaar in loondienst bij de Dienst Justitiële Inrichtingen te 's-Gravenhage tegen een door hem aangegeven bruto loon van fl. 66.553,=.
3.2. In 1996 heeft belanghebbende na het bezoeken van India en Indonesië een partij kleding (hierna: ook wel: de kleding), voornamelijk bestaande uit sarongs, gekocht. Volgens het vertoogschrift bedroeg de inkoopwaarde van de kleding na toerekening van vrachtkosten, invoerrechten e.d. fl. 7.454,=, terwijl bijlagen bij de aangifte hierover vermelden: voorraden per 31 december 1996 fl. 6.599,= plus de inkoopwaarde omzet over het jaar 1996 van fl. 739,= is in totaal fl. 7.338,=.
3.3. Het negatieve resultaat uit de verkoop van kleding, als onder 3.2 bedoeld, bedroeg in 1996 fl. 2.728,=, in 1997 fl. 1.234,= en, volgens de geloofwaardige verklaring van de Inspecteur ter zitting, in 1998 fl. 1.619,=.
3.4. Het gedeelte van de kleding dat is verkocht, is voornamelijk verkocht op drie stadsbraderieën. Het overgrote deel van de kleding blijft onverkocht.
3.5. Belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust, daar hij een bedrag op zijn inkomen in aftrek wil brengen, heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, in aanmerking nemende hetgeen hiervóór onder 3.1 tot en met 3.4 is overwogen, niet aannemelijk gemaakt dat in casu sprake is van een bron van inkomen, dat wil zeggen dat met zijn hiervóór vermelde activiteiten voordeel werd beoogd en redelijkerwijs ook kon worden verwacht.
3.6. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
3.7. Op grond van al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld te 's-Hertogenbosch op 12 juli 2000 door M.E. van Hilten , lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van D.G. Moll van Charante, waarnemend griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 14 juli 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ƒ 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ƒ 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet
aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.