ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6624
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag en bewijsvoering van inkomen uit verkoop van kleding
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 12 juli 2000, ging het om een beroep van de heer F tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst met betrekking tot zijn aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1996. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 juni 2000, waarbij de gemachtigde van belanghebbende, de heer M, niet aanwezig was. De griffier had de oproeping tijdig verzonden, en het Hof oordeelde dat belanghebbende op regelmatige wijze was opgeroepen.
De zaak draaide om de vraag of de heer F recht had op aftrek van verliezen uit de verkoop van kleding, die hij had aangeschaft na een reis naar India en Indonesië. De inkoopwaarde van de kleding bedroeg fl. 7.454,=, maar de heer F had een negatief resultaat uit de verkoop van deze kleding in de jaren 1996 tot en met 1998. Het Hof oordeelde dat de heer F niet aannemelijk had gemaakt dat zijn activiteiten een bron van inkomen vormden, en dat hij niet had aangetoond dat hij met zijn verkoopactiviteiten een voordeel beoogde.
Het Hof bevestigde de bestreden uitspraak van de Inspecteur en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door M.E. van Hilten, lid van de zevende enkelvoudige Belastingkamer, en de griffier D.G. Moll van Charante. De partijen werden op 14 juli 2000 in afschrift van de uitspraak geïnformeerd. Het bestuursorgaan diende een griffierecht van ƒ 150,= te betalen voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak, en beroep in cassatie bij de Hoge Raad was mogelijk tegen de schriftelijke uitspraak.