ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6623
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur inzake de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, stond de vraag centraal of de invorderingsvrijstelling zoals bedoeld in artikel 65 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 van toepassing was op een bedrag van fl. 4.500,= dat belanghebbende had ontvangen van A B.V. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 juni 2000, waarbij de Inspecteur vertegenwoordigd was door de heer mr. P. Belanghebbende, mevrouw L, was niet ter zitting verschenen, maar had haar standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt. Het Hof diende te beoordelen of het ontvangen bedrag als inkomsten uit dienstbetrekking moest worden aangemerkt. Belanghebbende stelde dat dit bedrag niet als loon uit dienstbetrekking kon worden beschouwd, terwijl de Inspecteur van mening was dat dit wel het geval was.
Het Hof concludeerde dat de invorderingsvrijstelling van toepassing was indien het bedrag van fl. 4.500,= geen loon uit dienstbetrekking vormde. Het Hof overwoog dat belanghebbende, die in dienstbetrekking was bij A B.V., werkzaamheden verrichtte die ook administratieve taken omvatten. De feiten wezen erop dat A B.V. dezelfde rechtspersoon was als Taxibedrijf L B.V., waar belanghebbende eerder in dienst was. Het Hof oordeelde dat belanghebbende na de naamswijziging van de vennootschap haar werkzaamheden in dienstbetrekking had voortgezet. Aangezien belanghebbende de bewijslast droeg om aan te tonen dat de vrijstelling van toepassing was, en zij hierin niet slaagde, bevestigde het Hof de uitspraak van de Inspecteur.
De uitspraak werd op 12 juli 2000 gedaan, waarbij het Hof de bestreden uitspraak bevestigde. Het griffierecht voor belanghebbende en het bestuursorgaan was vastgesteld op fl. 150,=. De uitspraak werd op 14 juli 2000 aan de partijen verzonden, met de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.