ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6573

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
96/00820
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling bestemmingswijzigingswinst door de Inspecteur

In deze zaak heeft belanghebbende, een tuinder, een verzoek ingediend bij de Inspecteur om vaststelling van latente bestemmingswijzigingswinst per 31 maart 1986. De Inspecteur heeft dit verzoek afgewezen en de bestemmingswijzigingswinst vastgesteld op nihil. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Inspecteur handhaafde zijn besluit. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Tijdens de zitting heeft de Inspecteur een pleitnota ingediend, die met goedvinden van partijen als voorgelezen werd beschouwd. De Inspecteur heeft ook bijlagen en foto's overgelegd, die tot de stukken van het geding zijn gerekend. Het Hof heeft vastgesteld dat de onderneming van belanghebbende, gelegen aan de G-baan te T, onder andere tuinbouwgronden en kassen omvatte. De Structuurschets van de gemeente T, vastgesteld op 30 januari 19xx, gaf aan dat het gebied als uitbreidingsgebied kon worden aangemerkt.

Belanghebbende heeft in zijn verzoek om vaststelling van de bestemmingswijzigingswinst een taxatierapport overgelegd, waaruit bleek dat de waarde van de percelen in het economische verkeer op ¦ 460.000,-- werd geschat. Het geschil draait om de vraag of de Inspecteur terecht de bestemmingswijzigingswinst op nihil heeft vastgesteld. Het Hof oordeelt dat er op 31 maart 1986 geen sprake was van voordelen ter zake van een waardeverandering van de percelen, en dat het tijdsverloop tussen de vaststelling van de Structuurschets en de verkoop van het perceel in mei 1995 te groot is om conclusies te verbinden aan de waardeverandering.

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur en oordeelt dat het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 96/0820
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste meervoudige Belastingkamer, op het beroep van W, te T, tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren/Ondernemingen te Venlo van de rijksbe-lastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de beschikking van 14 februari 1992 inzake bestem-mingswijzigingswinst.
1. Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft met toepassing van artikel 70 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bij de Inspecteur een verzoek ingediend om vaststelling van latente bestemmingswijzigings-winst per 31 maart 1986. De Inspecteur heeft bij beschikking besloten de bestemmingswijzigingswinst vast te stellen op nihil.
Bij zijn uitspraak op het door belanghebbende tegen die be-schikking ingediende bezwaarschrift heeft de Inspecteur zijn besluit de bestemmingswijzigingswinst vast te stellen op nihil, gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 26 april 2000 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord drs. R, verbonden aan A Adviseurs B.V. te V, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede de heer R, namens de Inspecteur.
De Inspecteur heeft voorafgaande aan de zitting aan het Hof en aan de wederpartij een pleitnota doen toekomen. Met goedvinden van partijen wordt deze pleitnota geacht ter zitting te zijn voorgelezen. De inhoud ervan moet als hier herhaald en inge-last worden beschouwd.
Zonder bezwaar van de wederpartij heeft de Inspecteur bij zijn pleitnota 3 bijlagen overgelegd.
Tijdens de zitting heeft de Inspecteur drie foto's overgelegd. Deze foto's worden met goedvinden van belanghebbende tot de stukken van het geding gerekend.
2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende drijft een tuindersbedrijf.
Tot het bedrijfsvermogen behoorden onder andere tuinbouwgron-den en kassen. De onderneming van belanghebbende is gelegen aan de G-baan te T.
2.2. Door de raad van de gemeente T is op 30 januari 19xx vastgesteld de "Structuurschets Gemeente T".
In die structuurschets staat onder het hoofdje De woningbouw-locaties de volgende passage op pagina 28:
"De totale plancapaciteit binnen de bebouwde kom bedraagt ongeveer 800 woningen.
Als uitbreidingsgebied kan worden aangemerkt:
a. het bestemmingsplan derde fase Q; de bebouwing van een gedeelte van dit plangebied is reeds voltooid;
b. het gebied X.
De totale capaciteit van de nog resterende uitbreidingsgebieden (exclusief twee potentiële woongebieden X-noord en omgeving G-baan) is 1.500 woningen, bij een gemiddelde woningdichtheid van 40 woningen/ha bruto.
De totale nieuwbouwcapaciteit kan derhalve voorlopig worden vastgesteld op ± 2.200 woningen.".
2.3. Op 20 maart 1991 heeft belanghebbende een verzoek als bedoeld in artikel 70,lid 2, van de Wet op de inkomstenbelas-ting 1964 bij de Inspecteur ingediend. Het betrof het verzoek om vaststelling van vrijgestelde bestemmingswijzigingswinst per 31 maart 1986 met betrekking tot de percelen kadastraal bekend gemeente T, sectie B nummer 0000, groot 0.55.90 ha en gemeente T, sectie B nummers 1111 en 2222, samen groot 1.22.65 ha.
Bij het verzoek was een taxatierapport gevoegd van de heer J, beëdigd taxateur van onroerende goederen, waarin de waarde in het economische verkeer (WEV) van de percelen werd geschat op ¦ 460.000,-- en de waarde in het economische verkeer bij voortgezette agrarische bestemming (WEVAB) op ¦ 265.000,--. In het verzoek vroeg belanghebbende om vaststelling van de vrijgestelde bestemmingswijzigingswinst op een bedrag van ¦ 195.000,--.
2.4. Bij zijn vertoogschrift heeft de Inspecteur een brief overgelegd van de Belastingdienst, Registratie en Successie Z, vestiging R, waarin wordt opgemerkt dat er met betrekking tot de hiervoor genoemde percelen per 31 maart 1986 geen verschil was tussen WEV en WEVAB.
2.5. Belanghebbende heeft in mei 1995 het perceel B 2222 aan een projectontwikkelaar verkocht voor een bedrag van ¦ 255.000,--.
2.6. Op 26 maart 1998 is voor het gebied waar de percelen zijn gelegen, waarvoor belanghebbende het verzoek heeft ingediend, een bestemmingsplan vastgesteld. Volgens dat bestemmingsplan zijn de percelen bestemd voor: Agrarische doeleinden, bouwperceel".
3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur al dan niet terecht bij de beschikking de be-stemmingswijzigingswinst op nihil heeft vastgesteld.
3.2. Het Hof verwijst voor de standpunten van partijen en de onderbouwing daarvan naar de van hen afkomstige stukken. Tijdens de zitting hebben zij daar geen andere gronden of argumenten aan toegevoegd.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de be-streden uitspraak en vaststelling van de bestemmingswijzi-gingswinst op een bedrag van ¦ 195.000,--.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Het geschil komt neer op de vraag of met betrekking tot de in 2.3 genoemde percelen van belanghebbende op 31 maart 1986 sprake was van voordelen ter zake van een waardeverande-ring van die perce-len, verband houdende met de omstandigheid dat die percelen waar-schijnlijk binnenkort, als gevolg van de vaststelling op 30 januari 1986 door de raad van de gemeente T van de Structuurschets, buiten het kader van het door belanghebbende uitgeoefende tuinbouwbedrijf zouden worden aangewend.
4.2. Het Hof acht niet aannemelijk dat op 31 maart 1986 sprake is geweest van dergelijke voordelen, in aanmerking nemende enerzijds dat, zoals wordt opgemerkt bij Uitgangspunten en Doelstellingen van de Structuurschets onder 1.3, deze geen waarde heeft als een eindplanning, doch periodiek wordt ge-toetst, waarbij de werkelijke ontwikkelingen periodiek worden getoetst aan de geplande ontwikkelingen en voor zover deze hiervan afwijken, de Structuurschets wordt aangepast, ander-zijds dat de omgeving G-baan in de Structuurschets slechts wordt genoemd als potentieel woongebied en buiten beschouwing wordt gelaten bij de berekening van de totale nieuwbouwcapaciteit en dat dit gebied bij de uitwerking in 2.1 "Bevolking en Woning-bouw" niet wordt genoemd.
4.3. Het Hof acht het tijdsverloop tussen 31 maart 1986 en de verkoop in mei 1995 van het perceel B nummer 2222 te groot om aan die verkoop conclusies te verbinden ter zake van een mogelijke waardeverandering van het verkochte perceel als gevolg van de vaststelling van de Struc-tuurschets op 30 janua-ri 1986.
4.4. Het gelijk in het geschil is aan de zijde van de Inspec-teur, zodat moet worden beslist als hierna vermeld.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administra-tieve rechtspraak belastingzaken.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus vastgesteld op 10 juli 2000 door J.Th. Simons, voorzitter, A. Bijlsma en H.E. Koning, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op:10 juli 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het
beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.