ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6154

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/01575
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag bpm en heffingsrente na diefstal van een personenauto

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (bpm) die is opgelegd aan belanghebbende. De aanslag, gedateerd op 12 november 1997, bedraagt in totaal ƒ 45.689,--, inclusief heffingsrente. Het bezwaar van belanghebbende tegen deze aanslag is afgewezen, waarna hij in beroep ging bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Inspecteur heeft het beroep bestreden met een vertoogschrift. De behandeling vond plaats op 29 maart 2000, waar belanghebbende en zijn gemachtigde, evenals de Inspecteur, aanwezig waren. Tijdens de zitting heeft de Inspecteur een pleitnota voorgedragen.

De zaak draait om de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende ontkent dit, terwijl de Inspecteur bevestigt dat de aanslag terecht is. Belanghebbende stelt dat de Mercedes 500E, waar de naheffingsaanslag op betrekking heeft, niet aan hem ter beschikking stond, maar aan een derde persoon. Het Hof heeft vastgesteld dat er waarnemingen zijn gedaan door de politie die erop wijzen dat belanghebbende op 16 januari 1996 met de Mercedes op de openbare weg in Nederland heeft gereden. Het Hof oordeelt dat de waarnemingen betrouwbaar zijn, ondanks dat de namen van de verbalisanten niet zijn vermeld.

Het Hof concludeert dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de auto niet aan hem ter beschikking stond en bevestigt de naheffingsaanslag. De beslissing van het Hof is dat de bestreden uitspraak wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A. Bijlsma, lid van de belastingkamer, en is openbaar uitgesproken op 25 mei 2000.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 98/01575
HET GERECHTSHOF TE ’s-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, achtste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid douane te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: bpm) betreffende het jaar 1996, nr. 1.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De vorenvermelde aanslag heeft als dagtekening 12 november 1997 en bedraagt ƒ 44.671-- aan bpm en ƒ 1.018,--
aan heffingsrente, totaal ƒ 45.689,--; het tegen de aanslag gemaakte bezwaar is bij de bestreden uitspraak afgewezen.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
De Inspecteur heeft het beroep bij vertoogschrift bestreden.
1.2. De zaak is behandeld in raadkamer ter zitting van 29 maart 2000 te
's-Hertogenbosch. Daar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde, alsmede, de Inspecteur.
De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en
exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.
2. Vaststaande feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1. Op 16 januari 1996 werd bij de Regiopolitie Brabant Noord aangifte gedaan van diefstal van een personenauto merk
Mercedes 500E, chassisnummer 1, voorzien van
het Belgische kenteken AAA-111, die op 16 januari 1996
te Z werd weggenomen.
2.2. In een proces-verbaal van S, brigadier van de politie Midden en West Brabant, opgemaakt in 1996, is onder meer vermeld dat op 16 januari 1996 tussen 17.00 uur en 22.30 uur door personeel van het observatieteam
de volgende waarnemingen werden gedaan:
1. om 19.04 uur reed een Volkswagen Golf met kenteken AA-AA-AA
met daarin X en V in K. X droeg zijn haar in een staartje.
2. om 20.54 uur reed de Golf met dezelfde inzittenden de
parkeerplaats van motel W te K op. Even later kwam de Golf met daarachter een Mercedes met kenteken AAA-111 het parkeerterrein afgereden. In ieder voertuig zat nu 1 persoon, de man met het haar in een staart was nu bestuurder van de Mercedes.
3. om 21.05 uur werd de Mercedes in een loods aan de
Astraat te K geplaatst.
4. om 21.10 uur reden twee personen weg in de Golf.
2.3. De sub 2.2. genoemde waarnemingen zijn neergelegd
in een proces-verbaal van 1996, opgemaakt door
verbalisanten die niet bij hun naam, doch met een code
(H001, H003, A001, D002, M001, O001 en V005) zijn aangeduid; het proces-verbaal is ondertekend.
2.4. Belanghebbende woonde in 1996 in Nederland. Hij is wegens deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch tot gevangenisstraf veroordeeld.
3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of aan belanghebbende terecht de sub 1.1 genoemde naheffingsaanslag is opgelegd.
Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende heeft daaraan ter zitting nog toegevoegd:
De Mercedes is omstreeks 19 januari 1996 verhandeld door
V en afgeleverd aan Z. Niet aan belanghebbende, doch aan een van deze personen stond de auto feitelijk ter beschikking.
Belanghebbende is niet strafrechtelijk veroordeeld wegens diefstal van de auto; de juistheid van de observaties is door de strafrechter niet beoordeeld.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en van de naheffingsaanslag.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de sub 2.2 en 2.3 genoemde waarnemingen. Het enkele feit dat de namen van de verbalisanten die deze waarnemingen hebben gedaan, niet in de sub factis vermelde processen-verbaal worden genoemd, tast hun betrouwbaarheid niet aan en rechtvaardigt evenmin het oordeel dat belanghebbende in zijn verdediging "ontoelaatbaar" wordt geschaad.
Aan genoemde waarnemingen, in onderlinge samenhang beschouwd, ontleent het Hof het vermoeden dat belanghebbende op 16
januari 1996 met de onderhavige Mercedes 500 E op de openbare weg in Nederland heeft gereden; belanghebbende heeft dit vermoeden niet ontzenuwd.
4.2. Op grond van de omstandigheid dat de auto was voorzien van een Belgisch kenteken acht het Hof aannemelijk dat het een niet-geregistreerde personenauto in de zin van artikel 1, lid 4, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (Wet bpm) betrof.
4.3. Degene die een motorrijtuig feitelijk gebruikt, zal in
de regel degene zijn die de feitelijke beschikkingsmacht over dat motorrijtuig heeft (HR 18 maart 1998, BNB 1998/134).
Belanghebbende heeft niet waargemaakt dat de onderhavige auto op 16 januari 1996 - in afwijking van deze regel - niet aan
hem, doch aan een der sub 3.2 genoemde personen feitelijk ter beschikking stond.
4.4. Uit het vorenoverwogene volgt dat belanghebbende op
grond van artikel 1, lid 4, jo. artikel 5, lid 2, van de Wet bpm ter zake van de aanvang van het gebruik met de onderhavige Mercedes 500 E in Nederland van de weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 bpm verschuldigd is.
De bestreden uitspraak dient derhalve te worden bevestigd.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus vastgesteld op 25 mei 2000 door mr A. Bijlsma, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van mr C.A.F.M. Stassen, waarnemend- griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend aan partijen verzonden op: 25 mei 2000