ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6152

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/21557
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de Inspecteur inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1996

In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 17 mei 2000 uitspraak gedaan in het beroep van de heer X tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 mei 2000, waarbij de heer mr. L. namens belanghebbende en de heer mr. T. namens de Inspecteur aanwezig waren. Tijdens de zitting heeft belanghebbende verklaard een bepaalde grief te laten varen. De Inspecteur had betwist dat de liquide middelen op de balans van belanghebbende per ultimo 1996 voor meer dan het door hem aanvaarde bedrag dienstbaar waren aan de onderneming. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat hij voornemens was om zijn onderneming elders te huisvesten of dat de liquide middelen tot het ondernemingsvermogen behoorden. De oudedagsvoorziening van een ondernemer valt immers onder de privé-sfeer en niet onder het ondernemingsvermogen. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur gelijk had en bevestigde de bestreden uitspraak. Beide partijen hebben verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten. Het griffierecht voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt ƒ 150,=.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 97/21557
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid ondernemingen te Y van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen zijn aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1996.
DE MONDELINGE BEHANDELING:
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 3 mei 2000 te 's-Hertogenbosch. Daar zijn toen verschenen en gehoord de heer mr.L, namens belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer mr. T.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 17 mei 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
DE BESLISSING:
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
DE GRONDEN:
(1) Ter zitting heeft belanghebbende uitdrukkelijk verklaard zijn in het beroepschrift onder tertiair vermelde grief te laten varen.
(2) Tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de per ultimo 1996 op zijn balans voorkomende liquide middelen voor meer dan het door de Inspecteur aanvaarde bedrag dienstbaar waren dan wel zouden worden aan de uitoefening van zijn onderneming, of tot versteviging van zijn onderneming dienden.
Met name heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij ultimo 1996 enig voornemen had om zijn onderneming elders te huisvesten en hiervoor enig deel van deze liquiditeiten aan te wenden. Ook voor zover belanghebbende deze liquide middelen uiteindelijk heeft aangewend voor aanvullende pensioenverzekeringen is geen sprake van ondernemingsvermogen: de oudedagsvoorziening van een ondernemer behoort voor de heffing van de inkomstenbelasting naar haar aard tot diens privé-sfeer. Tot het door de Inspecteur gecorrigeerde bedrag van f 182.773,= is derhalve sprake van duurzaam overtollige liquide middelen. Door dergelijke middelen tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen heeft belanghebbende de grenzen der redelijkheid overschreden; dergelijke middelen behoren tot het verplichte privé-vermogen.
(3) Gelet op hetgeen onder (1) en (2) is overwogen, is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur.
Voor dit geval is niet in geschil dat de bestreden uitspraak moet worden bevestigd.
(4) Beide partijen hebben ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
(5) Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 17 mei 2000 door J.A. Meijer, voorzitter, G.J.van Muijen en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van K.M.J. van der Voorst, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 22 mei 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ƒ 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ƒ 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het door de belanghebbende ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het door deze voor het beroep in cassatie verschuldigde griffierecht.