ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6095

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/01714
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.Th. Simons
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning en legesheffing door gemeente

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 maart 2000 uitspraak gedaan in het beroep van belanghebbenden X en Y tegen de beslissing van Burgemeester en Wethouders van de gemeente P. De zaak betreft de weigering van een bouwvergunning voor de bouw van woningen aan De Z, welke aanvraag door belanghebbenden op 6 juni 1997 was ingediend. De gemeente weigerde de aanvraag op 14 oktober 1997 en bracht daarbij leges in rekening ter hoogte van fl. 38.000,=, met de mogelijkheid om 50% van dit bedrag terug te vragen.

Belanghebbenden betwistten de legesheffing niet, maar voerden aan dat de aanvraag niet in behandeling was genomen volgens de geldende regelgeving, omdat de ambtenaar de bepalingen van artikel 47 van de Woningwet niet had nageleefd. Het Hof verwierp deze stelling, omdat uit de brief van 14 oktober 1997 blijkt dat de aanvraag wel degelijk in behandeling was genomen en geweigerd. Het Hof oordeelde dat het risico van het indienen van een bouwvergunning die in strijd is met een bestemmingsplan bij de indiener ligt.

Daarnaast verwierpen de rechters ook de stelling van belanghebbenden dat de ambtenaar niet bevoegd was om het bezwaar te behandelen, aangezien de bevoegdheid pas op 2 april 1998 was overgedragen aan de heffingsambtenaar. Het Hof had geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring, die door belanghebbenden onvoldoende was betwist.

De vraag of rente en invorderingskosten terecht in rekening waren gebracht, kon niet in deze procedure worden behandeld, omdat deze kosten geen deel uitmaakten van de nota van 14 oktober 1997. Het Hof bevestigde de bestreden uitspraak en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 15 maart 2000 gedaan door J.Th. Simons, lid van de Belastingkamer, en is op 28 maart 2000 aan partijen verzonden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 98/01714
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X en Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van Burgemeester en Wethouders van de gemeente P (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift tegen de beslissing van 14 oktober 1997, inhoudende de weigering van een bouwvergunning voor de bouw van een aantal woningen aan De Z.
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer ter zitting van het Hof van 1 maart 2000 te
's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord D te Q, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de ambtenaar, S.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 15 maart 2000, de volgende monde-linge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
De gronden voor de beslissing
1. Belanghebbende heeft op 6 juni 1997 een bouwvergunning aangevraagd. Deze bouwaanvraag is bij schrijven van 14 oktober 1997 geweigerd.
Bij dit schrijven is aan belanghebbende een bedrag aan leges in rekening gebracht van fl. 38.000,=, met de mededeling dat van dit bedrag van de geheven leges een teruggave van 50% kan worden verzocht.
2. Belanghebbende betwist niet de juistheid van de berekening van de leges, maar voert op de eerste plaats aan dat niet sprake is van het in behandeling nemen van een aanvraag, als bedoeld in 5.2.2. van de Tarieventabel, behorende bij de "Legesverordening 1997", omdat de ambtenaar het bepaalde in artikel 47 van de Woningwet niet heeft nageleefd.
Die stelling verwerpt het Hof, omdat uit genoemde brief van 14 oktober 1997 blijkt dat de aanvraag in behandeling is genomen en geweigerd. Dat de ambtenaar, naar belanghebbende stelt, de bepalingen van artikel 47 van de Woningwet niet in acht heeft genomen, doet daar niet aan af.
3. Het risico van het indienen van een bouwvergunning die in strijd is met een vigerend bestemmingsplan ligt bij de indiener van een dergelijke aanvraag.
Om die reden verwerpt het Hof de stelling van belanghebbende dat de nota moet worden vernietigd, omdat de ambtenaar belanghebbende de gelegenheid had moeten geven om de aanvraag voor de bouwvergunning in te trekken.
4. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat de ambtenaar niet bevoegd was het bezwaar in behandeling te nemen en uitspraak te doen verwerpt het Hof ook die stelling. De ambtenaar heeft met betrekking tot die, ter zitting naar voren gebrachte, stelling opgemerkt dat eerst met ingang van 2 april 1998 de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaarschriften is overgedragen aan de heffingsambtenaar.
Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van die verklaring, die overigens door belanghebbende ter zitting onvoldoende is betwist.
5. De vraag of aan belanghebbende terecht rente en invorderingskosten in rekening is gebracht kan in deze procedure niet aan de orde komen, omdat deze rente en invorderingskosten geen deel uitmaken van de nota van 14 oktober 1997.
6. Mitsdien moet worden beslist zoals hiervoor vermeld.
De proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 15 maart 2000 door J.Th. Simons, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 28 maart 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ
's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ¦ 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ¦ 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.