ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6085

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/00182
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.A. Meijer
  • G.J. van Muijen
  • B.D. Teunissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag loonbelasting en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 april 2000 uitspraak gedaan in het beroep van Pensioen X Holding B.V. tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen over de periode van 17 juli 1995 tot en met 25 juni 1996. De Inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd, waarbij een verhoging was toegepast. Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende in de genoemde periode een aanzienlijk bedrag aan netto uitbetaald loon niet in haar loonadministratie had opgenomen. Dit leidde tot de conclusie dat de verhoging van de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, aangezien het buiten de boeken houden van loon opzettelijk geschiedde.

Echter, het Hof oordeelde ook dat de redelijke termijn van artikel 6 EVRM was overschreden, gezien het tijdsverloop tussen het indienen van het vertoogschrift en de mondelinge behandeling. Hierdoor werd de verhoging van 100% gematigd tot 50%. Het Hof heeft de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op fl. 473,33, en gelast dat het door de belanghebbende gestorte griffierecht van fl. 75,= wordt vergoed. De uitspraak van het Hof vernietigde de eerdere beslissing van de Inspecteur en verminderde de naheffingsaanslag tot fl. 240.336,= aan enkelvoudige belasting en premie volksverzekeringen.

De mondelinge uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de Inspecteur en zijn bijstand. Het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak werd opgemaakt door de rechters en in het openbaar uitgesproken. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van de uitspraak een schriftelijk verzoek in te dienen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 97/00182
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Pensioen X Holding B.V. te Q tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid ondernemingen te Y van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op haar bezwaarschrift betreffende de haar met verhoging opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak 17 juli 1995 tot en met 25 juni 1996, aanslagnummer 000.00.00.A.000, en het bij het vaststellen van die aanslag met betrekking tot die verhoging genomen kwijtscheldingsbesluit.
De mondelinge behandeling:
De mondelinge behandeling van de zaak heeft voor wat betreft de enkelvoudige belasting met gesloten deuren en voor wat betreft de verhoging in het openbaar plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 11 april 2000 te 's-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord, namens de Inspecteur, de heer Z, tot bijstand vergezeld van de heer C, beiden verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 25 april 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing:
Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak;
vermindert de naheffingsaanslag tot een ten bedrage van
fl. 240.336,= aan enkelvoudige belasting en premie
volksverzekeringen met een verhoging van per saldo
fl. 120.168,=;
veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van
belanghebbende tot een bedrag van fl. 473,33 onder
aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de
rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden; en
gelast dat door de Inspecteur aan belanghebbende het
door deze gestorte griffierecht ad fl. 75,= wordt
vergoed.
De gronden:
(1) Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de Inspecteur dat belanghebbende in de periode 17 juli 1995 tot en met 31 december 1995 fl. 127.737,= en in de periode 1 januari 1996 tot en met 25 juni 1996
fl. 206.175,= aan netto uitbetaald loon niet in haar loonadministratie heeft opgenomen. Voorts heeft het Hof geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de Inspecteur dat belanghebbende over het 3° kwartaal 1995, het 4° kwartaal 1995 en het 1° kwartaal 1996 onderscheidenlijk slechts fl. 47.407,=, fl. 47.407,= en fl. 47.350,= aan loon heeft aangegeven en dat belanghebbende over het 2° kwartaal 1996 in het geheel geen aangifte heeft gedaan. Het Hof acht deze verklaringen derhalve geloofwaardig en gaat mitsdien van de juistheid van deze verklaringen uit.
(2) Gelet op hetgeen onder (1) is overwogen, kan niet worden gezegd dat belanghebbende met betrekking tot de in het tijdvak van naheffing gelegen aangiftetijdvakken de vereiste aangifte heeft gedaan als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Naar luid van deze bepaling dient alsdan het beroep te worden afgewezen nu niet is gebleken - dat wil zeggen: door belanghebbende overtuigend is aangetoond - dat de bestreden uitspraak (en de daarbij gehandhaafde naheffingsaanslag) onjuist is.
(3) Het buiten de boeken houden van loon geschiedt per definitie opzettelijk, zodat de onderhavige verhoging terecht is opgelegd.
Gelet op het tijdsverloop tussen het indienen van het vertoogschrift op 23 oktober 1997 en de mondelinge behandeling van de zaak op 11 april 2000 - voor welk tijdsverloop geen andere reden bestaat dan de structurele onderbezetting van de Belastingkamer van het Hof - is de redelijke termijn van artikel 6 EVRM overschreden. Het Hof vindt hierin aanleiding de verhoging van 100% te matigen tot 50%. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard zich hiermede te kunnen verenigen.
(4) In de omstandigheid dat de verhoging dient te worden gematigd, vindt het Hof aanleiding de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Onder verwijzing naar hetgeen het Hof daaromtrent in de zaak met nr. 97/00348 heeft overwogen, stelt het Hof die kosten in deze zaak op fl. 473,33.
(5) Nu de uitspraak wordt vernietigd en de naheffingsaanslag wordt verminderd, dient de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 5, zevende lid, eerste volzin, aan belanghebbende het door deze voor deze zaak gestorte griffierecht ad fl. 75,= te vergoeden.
(6) Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 25 april 2000 door J.A. Meijer, voorzitter, G.J. van Muijen en B.D. Teunissen, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 11 mei 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende fl. 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak eveneens een griffierecht van fl. 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.