II. Tijdstip van betaling
4.6. Op grond van artikel 45b, tweede lid, van de Wet worden premies voor lijfrenten welke binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar ten laste van de belastingplichtige zijn betaald of verrekend, op bij de aangifte gedaan verzoek aangemerkt als premies voor lijfrenten welke zijn betaald of verrekend in het kalenderjaar.
4.7. In zijn arrest van 7 mei 1986, BNB 1986/278 oordeelde de Hoge Raad dat onder het tijdstip van betaling moet worden verstaan de dag waarop de bank of postgirodienst het te betalen bedrag van de rekening van de belastingplichtige heeft afgeschreven, welke dag kan blijken uit de voor belastingplichtige bestemde kennisgeving van de afschrijving.
4.8. Gelet op de onder 2.3 tot en met 2.5 geschetste omstandigheden dat:
belanghebbende het bedrag van de premie middels een telefonische overboeking van zijn bankrekening heeft doen overmaken naar de door X bij dezelfde bankinstelling aangehouden rekening;
zowel de bankrekening waar het premiebedrag van werd gedebiteerd als de bankrekening waar het premiebedrag op werd gecrediteerd derhalve bij dezelfde bank werden aangehouden;
de opdracht tot overmaking blijkens de "opgave telegiro" van 28 juni 1996 op die dag om 14.04 uur is gepost;
blijkens de door de bank verstrekte fotokopie van de uitdraai van de telefonische overboeking, de overboeking van het premiebedrag op 28 juni 1996 omstreeks 14.12 is verwerkt;
het premiebedrag, naar tussen partijen niet in geschil is, op 28 juni 1996 op de rekening van X is bijgeboekt;
de ter zake van de lijfrente afgegeven polis de datum 28 juni 1996 draagt;
een en ander tezamen en in onderlinge samenhang beschouwd, is het premiebedrag naar het oordeel van het Hof van de rekening van belanghebbende afgeschreven op 28 juni 1996 en heeft mitsdien op die datum de betaling van het premiebedrag plaatsgevonden.
4.9. Het begrip "valutadatum" wordt in Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (twaalfde druk; 1992) gedefinieerd als "fictieve datum waarvan banken soms bij de renteberekening uitgaan in plaats van de werkelijke ontvangstdatum van gelden van rekeninghouders". In onderdeel e, punt 3 van zijn conclusie voor het arrest van de Hoge Raad van 7 mei 1986, BNB 1986/278* haalt de A-G Van Soest L.G. van den Berge, Het girale betalingsverkeer, 1976, blz. 57 aan waar zij schrijft: "valutadatum, d.w.z. de datum waarop de renteberekening ingaat". Uit de reglementen van de bankiersvereniging citeert de A-G vervolgens in onderdeel e, punt 4 van genoemde conclusie: "De valuteringsregels geven aan per welke dag een in de boeken van een lid te debiteren respectievelijk te crediteren bedrag in de renteberekening wordt opgenomen…".
4.10. Aan het onder 4.8 vermelde oordeel doet niet af dat de datum 1 juli 1996 is vermeld als "rentedatum" op het rekeningafschrift van belanghebbende, respectievelijk als "valutadatum" op het afschrift van het mutatieformulier van X.
Deze datum geeft naar het oordeel van het Hof,-het Hof, mede gelet op hetgeen onder 4.9 hiervóór is overwogen, niet méér aan dan dat voor de renteberekening zowel bij belanghebbende als bij X van de datum 1 juli 1996 is ingegaan. Doorslaggevend voor de vaststelling van het tijdstip van betaling is deze datum naar het oordeel van het Hof evenwel niet.
4.11 Uit het vorenstaande volgt dat, nu de betaling van het premiebedrag door belanghebbende heeft plaatsgevonden op 28 juni 1996, en mitsdien binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar 1995 belanghebbende niet en X wèl over dat bedrag kon beschikken, deze betaling ingevolge artikel 45b, tweede lid, van de Wet kan worden aangemerkt als in 1995 betaalde premie.
4.12. Gelet op het vorenstaande is het gelijk aan belanghebbende.