ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6071

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
96/03044
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van Woonstichting Y tegen de uitspraak van de Inspecteur inzake teruggaaf van omzetbelasting

Op 14 maart 2000 heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak van Woonstichting Y tegen de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid particulieren/ondernemingen te Roosendaal, die betrekking had op een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak november 1994. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 februari 2000, waarbij de directeur van de belanghebbende en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Inspecteur.

Het Hof heeft vastgesteld dat de bouwtekeningen en foto's van Huize St. G geen significante wijzigingen vertonen aan de straatzijde en dat de woonbestemming van het complex ongewijzigd is gebleven. De Inspecteur had geen aanspraak gemaakt op vergoeding van proceskosten, en het Hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een veroordeling tot vergoeding rechtvaardigden. Het Hof bevestigde de bestreden uitspraak, waarbij het oordeelde dat de omstandigheden niet leidden tot de conclusie dat er een nieuw goed was ontstaan.

De beslissing van het Hof houdt in dat de bestreden uitspraak wordt bevestigd, en dat de belanghebbende recht heeft op een aanvullende teruggaaf van omzetbelasting indien de werkzaamheden als vervaardiging van een goed worden beschouwd. Het Hof heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 96/03044
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van Woonstichting Y te B tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid particulieren/ondernemingen te Roosendaal van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op haar bezwaarschrift betreffende diens beschikking op haar verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak november 1994.
De mondelinge behandeling:
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 29 februari 2000 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer H., directeur van belanghebbende, de heer V, als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van mevrouw mr. M, beiden verbonden aan het kantoor te Rotterdam van T Belastingadviseurs, en de heer Q, alsmede, namens de Inspecteur, de heer mr. S, tot bijstand vergezeld van de heer B, beiden verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 14 maart 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing:
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
De gronden:
(1) Gelet op de omstandigheid dat in de beschikking van 6 april 1995 als tijdvak van teruggaaf niet november 1994 is vermeld doch het tijdvak 1 januari 1994 tot en met 31 december 1994, is het Hof, met de Inspecteur, van oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende met betrekking tot het indienen van het bezwaarschrift in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht).
(2) Partijen hebben ter zitting desgevraagd uitdrukkelijk verklaard dat hen uitsluitend verdeeld houdt het antwoord op de vraag of Huize St. G ten gevolge van de onderhavige werkzaamheden al dan niet is vervaardigd in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder 1º, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst 1994) en dat niet in geschil is dat indien deze vraag bevestigend moet worden beantwoord belanghebbende recht heeft op een aanvullende teruggaaf van fl. 185.411,= en dat indien deze vraag ontkennend moet worden beantwoord de bestreden uitspraak dient te worden bevestigd.
(3) Uit de ter zitting overgelegde bouwtekeningen en foto's leidt het Hof af dat het uiterlijk van Huize St. G aan de straatzijde in het geheel niet is gewijzigd en dat dit uiterlijk aan de tuinzijde slechts in die zin is gewijzigd dat aan die zijde (a) een nieuwe centrale ingang is aangebracht, (b) dat aan die zijde de indeling van de raampartijen enige wijziging heeft ondergaan en (c) dat aan die zijde twee zowel relatief als absoluut gering in omvang zijnde aanbouwsels aan de beide uiteinden van het complex zijn toegevoegd.
Voorts is ter zitting komen vast te staan dat niet alleen de woonbestemming van het complex is gehandhaafd, maar dat ook de doelgroep ongewijzigd is gebleven.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het Hof niet worden gezegd dat ten gevolge van de onderhavige werkzaamheden een goed is ontstaan dat tevoren niet bestond. De omstandigheden dat 47 onzelfstandige eenkamer-verblijven zijn vervangen door 25 over alle moderne voorzieningen beschikkende tweekamer-appartementen, dat in de tuin van het complex een aantal bergingen zijn gebouwd en dat aan het uiterlijk aan de tuinzijde de vorenomschreven wijzigingen zijn aangebracht, kunnen hier, ook indien tezamen beschouwd, niet aan afdoen. Het Hof neemt bij dit laatste mede in aanmerking dat het uiterlijk van het complex aan de tuinzijde als gevolg van de vorenomschreven wijzigingen als geheel genomen nauwelijks verandering heeft ondergaan.
(4) Gelet op hetgeen onder (2) is vermeld en hetgeen onder (3) is overwogen, dient de bestreden uitspraak te worden bevestigd.
(5) Nu het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is en bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, acht het Hof geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten.
De Inspecteur heeft ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten.
(6) Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 14 maart 2000 door J.A. Meijer, voorzitter, G.J. van Muijen en M.E. van Hilten, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op:16 maart 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende fl. 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak eveneens een griffierecht van fl. 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.