ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6069
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.Th. Simons
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde waarde van onroerende zaak in het kader van de Wet waardering onroerende zaken
Op 23 februari 2000 heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, X, in beroep ging tegen de uitspraak van de bureauteamleider Algemene en Juridische Belastingzaken van de gemeente Y. Het geschil betrof de vastgestelde waarde van de onroerende zaak aan straat 1 in Y, per peildatum 1 januari 1995, voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. Belanghebbende stelde dat de waarde verlaagd moest worden op basis van de verkoopopbrengst van een vergelijkbaar pand, dat in juni 1994 was verkocht voor fl. 750.000. De ambtenaar daarentegen betwistte deze waarde en voerde aan dat de verkoopopbrengst niet gelijk was aan de waarde in het economische verkeer op de verkoopdatum, verwijzend naar informatie van de kopers.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2000 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Het Hof oordeelde dat de verkoopopbrengst van de onroerende zaak laan 2 geen betekenis had voor de beslissing in deze zaak. De ambtenaar had de bewijslast en ondersteunde zijn stelling met een taxatierapport en verkoopgegevens van vergelijkbare objecten. Het Hof oordeelde dat het taxatierapport, dat was opgesteld na een opname door een taxateur, als bewijsstuk kon worden aanvaard. Belanghebbende had geen tegenbewijs geleverd dat de waarde onjuist was vastgesteld.
Het Hof bevestigde de bestreden uitspraak en oordeelde dat de ambtenaar de juiste waarde had verdedigd. Belanghebbende had niet aannemelijk gemaakt dat de taxatie onjuist was, noch had hij voldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat er te lage aftrekken waren wegens asbest. Het Hof concludeerde dat er geen termen waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd opgemaakt door J.Th. Simons en in het openbaar uitgesproken. Belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.