ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6066
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.J. van Muijen
- M.E. van Hilten
- A.F.M. Brenninkmeijer
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing op salaris van directeur en de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 29 februari 2000, stond de belastingheffing over een salaris van fl. 750.000,= dat door belanghebbende, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, was geboekt ultimo 1994, centraal. De discussie betrof of dit salaris in het jaar 1994 in de heffing moest worden betrokken op basis van artikel 27, tiende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. De belanghebbende stelde dat er sprake was van reparatiewetgeving met terugwerkende kracht, maar het Hof oordeelde dat de vaststelling van het loon pas na de inwerkingtreding van de reparatiewetgeving had plaatsgevonden, waardoor deze stelling niet kon worden gevolgd.
De mondelinge behandeling vond plaats op 15 februari 2000, waarbij de gemachtigde van belanghebbende, de heer drs. A., en de Inspecteur, vertegenwoordigd door de heer H., aanwezig waren. Het Hof concludeerde dat de overeenkomst tussen belanghebbende en haar directeur, zoals vastgelegd in de notulen van de aandeelhoudersvergadering van 27 december 1994, niet eerder was vastgesteld dan na de inwerkingtreding van de reparatiewetgeving. Hierdoor was de Inspecteur gerechtigd het salaris in de heffing te betrekken.
Het Hof bevestigde de bestreden uitspraak van de Inspecteur en oordeelde dat er geen aanleiding was om de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van proceskosten, aangezien het beroep ongegrond was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend-griffier Th.A.J. Kock.