ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6027
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing en woonplaatsbepaling van belanghebbende in Nederland
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 april 2000, staat de vraag centraal of belanghebbende, die op 23 maart 1998 met een in het buitenland geregistreerde personenauto gebruik heeft gemaakt van de openbare weg in Nederland, terecht is aangeslagen voor de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM). De mondelinge behandeling vond plaats op 29 maart 2000, waarbij de Inspecteur aanwezig was, maar belanghebbende en zijn gemachtigde niet. De Inspecteur stelde dat belanghebbende opzettelijk te weinig belasting heeft betaald, terwijl belanghebbende ontkende dat hij in Nederland woonachtig was op het moment van de overtreding.
Het Hof oordeelt dat belanghebbende, ondanks zijn verblijf in het buitenland, tot 4 april 1998 het middelpunt van zijn sociale leven in Nederland had. Dit werd onderbouwd door verschillende feiten, waaronder zijn detentie in Nederland en de aanwezigheid van zijn kinderen en vriendin in Nederland. Het Hof concludeert dat belanghebbende op de hoogte was van de belastingverplichtingen en dat zijn handelen opzettelijk was, wat leidde tot de verhoging van 50% op de naheffingsaanslag.
De uitspraak bevestigt de beslissing van de Inspecteur en legt de kosten voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak vast op ƒ 150,-- voor zowel belanghebbende als het bestuursorgaan. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken door A. Bijlsma, lid van de belastingkamer, en waarnemend-griffier C.A.F.M. Stassen.