ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6009
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag in het recht van successie over de nalatenschap van de heer K
In deze zaak gaat het om een beroep van de zoon van de heer K tegen de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de aanslag in het recht van successie. De heer K overleed op 24 oktober 1995, en zijn nalatenschap werd aangifte gedaan door zijn echtgenote, mevrouw C, die ook als gevolmachtigde van hun zoon optrad. De aangifte vermeldde een verkrijging van fl. 50.000,- voor zowel de echtgenote als de zoon, en een uitkering van fl. 6.000,- uit een levensverzekering. De aangifte ging uit van een algehele gemeenschap van goederen, en de vraag die in geschil is, betreft of bepaalde vorderingen bij de berekening van het successierecht buiten beschouwing moeten blijven.
Belanghebbende, de zoon, stelt dat de schuld aan zijn ouders niet in de berekening van het successierecht moet worden betrokken, en dat de uitkering voor verhuiskosten na het overlijden van zijn vader niet relevant is voor de berekening. De Inspecteur is van mening dat deze vorderingen wel degelijk moeten worden meegenomen. Het Hof oordeelt dat de vordering op de zoon en de schadevergoeding voor verhuiskosten beide relevant zijn voor de berekening van het successierecht. Het Hof wijst de grieven van de belanghebbende af en bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
De mondelinge behandeling vond plaats op 27 januari 2000, en de uitspraak werd gedaan op 10 februari 2000. Het Hof concludeert dat de aangifte die mede namens de belanghebbende is ondertekend, als uitgangspunt moet dienen, en dat er geen bewijs is dat de vorderingen pas na het overlijden zijn ontstaan. De beslissing van het Hof is dat de bestreden uitspraak wordt bevestigd, zonder veroordeling in de proceskosten.