ECLI:NL:GHSHE:2000:AA5987

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 februari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/00395
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslag omzetbelasting en de uitleg van Algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch op 11 februari 2000 uitspraak gedaan in het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid H. te M. tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid particulieren/ondernemingen te Q van de rijksbelastingdienst. Het betreft een bezwaarschrift tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1991 tot en met 31 december 1995, met aanslagnummer 000.000.00.000. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 januari 2000, waarbij de directeur van belanghebbende, de gemachtigde van belanghebbende en de bevoegde inspecteur aanwezig waren.

Het Hof heeft de bestreden uitspraak bevestigd. In de uitspraak werd onder andere ingegaan op de uitleg van de Algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden. Het Hof oordeelde dat de voorwaarden zodanig moeten worden geïnterpreteerd dat de "ontdoeners" zich alleen van de afvalstoffen mogen ontdoen door deze aan vergunninghouders zoals belanghebbende af te geven. Dit houdt in dat belanghebbende een dienst verleent aan de ontdoeners, wat niet automatisch betekent dat de afgifte van de afvalstoffen ook als een levering in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 moet worden beschouwd.

Daarnaast werd vastgesteld dat de door belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting aan ziekenhuizen niet voor aftrek als voorbelasting in aanmerking komt, omdat deze dienst door de ziekenhuizen wordt gebruikt voor het maken van röntgenfoto’s, wat onderdeel uitmaakt van vrijgestelde prestaties. Het Hof concludeerde dat, gezien de procesafspraken van partijen, de bestreden uitspraak bevestigd moest worden. Beide partijen hebben afgezien van het verzoek om vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 januari 2000, met een afschrift aan de partijen op 11 februari 2000.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 97/00395
HET GERECHTSHOF TE ’s-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid H. te M tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid particulieren/ondernemingen te Q van de rijksbelastingdienst op haar bezwaarschrift betreffende de haar zonder verhoging opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1991 tot en met 31 december 1995, aanslagnummer 000.000.00.000
De mondelinge behandeling:
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 19 januari 2000 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer P, directeur van belanghebbende, de heer Y, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens het Hoofd van de eenheid ondernemingen te Q (de thans ten aanzien van belanghebbende voor de omzetbelasting bevoegde Inspecteur), de heer mr. X.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 31 januari 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing:
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
De gronden:
(1) Naar het oordeel van het Hof kunnen de Algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden, mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat de in die voorwaarden genoemde "ontdoeners" zich slechts van de onderhavige afvalstoffen mogen ontdoen door afgifte van deze stoffen ter inzameling en/of verwerking aan vergunninghouders zoals belanghebbende, slechts in die zin worden uitgelegd dat belanghebbende aan de ontdoeners een prestatie verricht, hierin bestaande dat belanghebbende de ontdoeners in staat stelt zich van deze afvalstoffen te ontdoen. Deze prestatie vormt een dienst in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) van belanghebbende aan de ontdoeners, waarbij de enkele omstandigheid dat aan deze prestatie inherent is dat de ontdoeners de afvalstoffen aan belanghebbende afgeven, niet met zich brengt dat deze afgifte naast evenbedoelde dienst een levering in de zin van de Wet is. Een en ander niet alleen in de onderhavige situatie waarin de opbrengst van het uit de afvalstoffen gewonnen zilver lager is dan het bedrag van de verwerkingskosten, doch ook in de situatie waarin de opbrengst van dat zilver hoger is dan de verwerkingskosten.
(2) De door belanghebbende ter zake van haar onder (1) bedoelde dienst aan ziekenhuizen in rekening gebrachte omzetbelasting komt bij die ziekenhuizen niet voor aftrek als voorbelasting in aanmerking, nu die dienst door het ziekenhuis rechtstreeks wordt gebezigd ten behoeve van het nemen van röntgenfoto’s, welke laatste activiteit indien verricht door artsen of ziekenhuizen onderdeel vormt van vrijgestelde prestaties van die artsen of ziekenhuizen.
(3) Het vorenstaande brengt, gelet op de procesafspraak van partijen, met zich dat de bestreden uitspraak dient te worden bevestigd.
(4) Beide partijen hebben afgezien van het aanspraak maken op vergoeding van proceskosten.
(5) Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 31 januari 2000 door J.A. Meijer, voor-zitter, M.E. van Hilten en A.L.C. Simons, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 11 februari 2000