ECLI:NL:GHSHE:2000:AA5985

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 februari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
96/02924
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.Th. Simons
  • A.W.J. Strik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen aanslag in de baatbelasting Bungalowpark R

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, betreft het een beroep van de heer J tegen de uitspraak van Burgemeester en Wethouders van de gemeente R (hierna: B en W) op zijn bezwaarschrift betreffende een aanslag in de baatbelasting voor Bungalowpark R deel I. De eerste mondelinge behandeling vond plaats op 27 januari 1999, waarbij belanghebbende en de heer T, namens B en W, aanwezig waren. Tijdens deze zitting werd de vraag besproken of het bezwaarschrift tijdig was ingediend. Belanghebbende stelde dat dit het geval was, verwijzend naar een brief van Ombudsstichting X van 9 maart 1996. B en W betwistten echter dat deze brief als een bezwaarschrift kon worden beschouwd.

De tweede mondelinge behandeling vond plaats op 19 januari 2000, waarbij mevrouw E, namens B en W, aanwezig was. Belanghebbende was niet verschenen. Het Hof ontving op 8 februari 1999 een brief van Ombudsstichting X, maar concludeerde dat deze brief niet voldeed aan de eisen voor een bezwaarschrift. Het Hof oordeelde dat de brief van 9 maart 1996 niet als een namens belanghebbende ingediend bezwaarschrift kon worden beschouwd. Aangezien het bezwaarschrift van 20 augustus 1996 niet binnen de termijn van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was ingediend, verklaarde B en W belanghebbende terecht niet-ontvankelijk in het bezwaar.

De uitspraak werd op 2 februari 2000 gedaan, waarbij het Hof de bestreden uitspraak bevestigde. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door J.Th. Simons, lid van de Kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, waarnemend-griffier.

Uitspraak

BELASTINGKAMER.
Nr. 96/02924
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH.
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK.
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer J te V tegen de uit-spraak van Burgemeester en Wethouders van de gemeente R (hierna te noemen: B en W), op zijn bezwaar-schrift betreffende de hem opgelegde aanslag in de baatbelasting Bungalowpark R deel I.
De mondelinge behandeling.
De eerste mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van
27 januari 1999 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de heer T, namens B en W.
Naar aanleiding van het ter zitting door het Hof tot belanghebbende gerichte verzoek om schriftelijk nadere inlichtingen te verstrekken, heeft tussen het Hof en partijen een briefwis-seling plaatsgevonden, waarbij het bepaalde in de artikelen 14, lid 1, aanhef en onderdeel 2°, en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken overeenkom-stige toepassing heeft gevonden.
De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 19 januari 2000 te
's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn verschenen en gehoord mevrouw E, namens B en W. Belanghebbende is niet verschenen.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 2 februari 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing.
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
De gronden.
(1) Het aanslagbiljet is gedagtekend 30 januari 1996.
(2) Het door belanghebbende tegen de onderhavige aanslag ingediende bezwaarschrift, gedagtekend 20 augustus 1996, is
-blijkens de daarop geplaatste stempel van binnenkomst- door
B en W op 19 augustus 1996 ontvangen.
(3) Ingevolge het bepaalde in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Deze termijn eindigde op dinsdag 12 maart 1996.
(4) Ingevolge het bepaalde in artikel 6:9, lid 1, van de Awb is een bezwaar-schrift tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn (12 maart 1996) is ontvangen.
(5) Ingevolge het bepaalde in artikel 6:9, lid 2, van de Awb is bij verzen-ding per post een bezwaarschrift nog tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn (12 maart 1996) ter post is bezorgd en het bovendien niet later dan één week na afloop van de termijn (19 maart 1996) is ontvangen.
(6) Het Hof heeft de zaak voor de eerste maal behandeld tijdens de zitting van 27 januari 1999 te
's-Hertogenbosch. Bij die behandeling is gebleken dat partijen, primair, verdeeld houdt het antwoord op de vraag of belanghebbende tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend.
Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend onder verwijzing naar de brief d.d. 9 maart 1996 van Ombudsstichting X.
B en W betwisten dat bij die brief sprake is van een namens belanghebbende ingediend bezwaarschrift.
(7) Het Hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden, mede gelet op de in de brief van 9 maart 1996 voorkomende zinsnede: "De bewoners welke zich wenden tot de Ombudsstichting X.....", en belanghebbende verzocht een stuk over te leggen waaruit kan blijken dat bedoelde brief als een mede namens belanghebbende, en alsnog te splitsen, ingediend bezwaarschrift kan worden beschouwd.
(8) Als reaktie op dat verzoek heeft het Hof op 8 februari 1999 een brief van Ombudsstichting X van 4 februari 1999 ontvangen.
Deze brief is niet een document als door het Hof bedoeld. Uit deze brief blijkt niet dat belanghebbende Ombudsstichting X. heeft gevraagd mede namens hem een bezwaarschrift in te dienen. Ook kan niet op enige andere wijze daaruit worden afgeleid dat X ten tijde van het schrijven van de brief van 9 maart 1996 de bevoegdheid had mede namens belanghebbende een bezwaarschrift in te dienen.
Aangezien X bedoelde brief niet heeft geschreven als belanghebbende in deze zaak, komt aan de omstandigheid dat belanghebbende deel uitmaakte van het bestuur van Ombudsstichting X geen betekenis toe voor de hier aan de orde zijnde kwestie.
(9) Het Hof komt tot de slotsom dat de brief van 9 maart 1996 niet als een namens belanghebbende ingediend bezwaarschrift tegen de litigieuze aanslag kan worden beschouwd.
Aangezien het bezwaarschrift van 20 augustus 1996 niet binnen de in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn is inge-diend hebben B en W belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar.
De proceskosten.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingza-ken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld te 's-Hertogenbosch op 2 februari 1990 door J.Th. Simons, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgespro-ken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 11 februari 2000