ECLI:NL:GHSHE:2000:AA5983
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.A. Meijer
- M.E. van Hilten
- A.L.C. Simons
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van naheffingsaanslag omzetbelasting en bewijsvoering van goederenvervoer naar andere Lid-Staat
In deze zaak heeft het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch op 11 februari 2000 uitspraak gedaan in het beroep van de heer C tegen de beslissing van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1994. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 januari 2000, waarbij de heer drs. W als gemachtigde van belanghebbende en de heer L als vertegenwoordiger van de Inspecteur aanwezig waren. De heer C betwistte de naheffingsaanslag en voerde aan dat de goederen naar een andere Lid-Staat waren vervoerd, maar het Hof oordeelde dat hij niet overtuigend had aangetoond dat dit het geval was.
Het Hof bevestigde de bestreden uitspraak van de Inspecteur, waarbij het belanghebbende niet was gelukt om met de overgelegde stukken aan te tonen dat de goederen daadwerkelijk naar een andere Lid-Staat waren vervoerd. Het Hof overwoog dat de wetgever de verkoper te goeder trouw wilde beschermen, maar dat belanghebbende in dit geval niet aan de vereisten voldeed, omdat hij geen voorzorgsmaatregelen had genomen om de eindbestemming van de goederen te verifiëren. De uitspraak van het Hof was dus in het voordeel van de Inspecteur, en er waren geen bijzondere omstandigheden die een veroordeling tot vergoeding van proceskosten rechtvaardigden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend-griffier Th.A.J. Kock, en het proces-verbaal werd opgemaakt op 31 januari 2000. De partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak op 11 februari 2000.