2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting als tussen partijen niet in geschil dan wel door één der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1 Belanghebbende exploiteert een agrarisch bedrijf in de
vorm van een eenmanszaak.
2.2. Bij notariële akte van 7 februari 1992 heeft belanghebbende een tot zijn ondernemingsvermogen behorend perceel cultuurgrond, groot 7.96.15 ha., kadastraal bekend Gemeente O, sectie Y, nummers 000 en 000, overgedragen aan M. B.V., zulks op grond van een ruilovereenkomst; M.B.V. oefent het aannemersbedrijf uit. Het perceel had op het moment van de overdracht -en heeft op het moment van de zitting nog steeds- volgens het ter plaatse vigerende bestemmingsplan een agrarische bestemming.
Belanghebbende verkreeg door middel van de ruilovereenkomst een perceel cultuurgrond groot 9.40.00 ha., kadastraal bekend Gemeente O, sectie Z, nummer 000, alsmede een bedrag in contanten van f 55.000,--. Laatstgenoemd perceel is door M. B.V. voor een bedrag van f 000.000,-- van een landbouwer gekocht op dezelfde dag als die waarop de overdracht ter uitvoering van de eerder genoemde ruilovereenkomst heeft plaatsgevonden.
2.3. Bij zijn vertoogschrift heeft de Inspecteur een taxatieverslag en een taxatierapport opgenomen van de Inspectie der Registratie en Successie te 's- Hertogenbosch (bijlagen 6 en 7 van het vertoogschrift), waarin de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming van zowel het overgedragen perceel als het verkregen perceel op
f 5,65 per m? is gesteld.
2.4. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag het door belanghebbende aangegeven belastbare inkomen verhoogd met f 130.000,--, zijnde het afgeronde verschil tussen de door de Inspecteur aangenomen waarde van de door belanghebbende overgedragen grond (7.96.15 ha. à f 5,65 per m? = f 449.827,-) en de waarde van de door belanghebbende verkregen grond (9.40.00 ha. à f 5,65 per m? = f 531.100,--) vermeerderd met de bijbetaling in contanten van f 55.000,--, met als vermelding bestemmingswijzigingswinst.
3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag, of belanghebbende zich terecht op het standpunt stelt dat het in 2.4 genoemde bedrag van f 130.000 valt onder de vrijstelling van artikel 8, lid 1, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, hetgeen hij verdedigt, maar de Inspecteur betwist.
3.2. Het Hof verwijst voor de standpunten van partijen en de onderbouwing daarvan naar de van hen afkomstige stukken. Ter zitting heeft de Inspecteur een passage van zijn pleitnota ingetrokken, te weten de voorlaatste alinea op pagina 1.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van fl. 20.833,=, terwijl de Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Artikel 8, lid 1, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bepaalt dat tot de winst niet behoren voordelen uit landbouwbedrijf ter zake van waardeveranderingen van gronden, behoudens voor zover de waardeverandering in de uitoefening van het bedrijf is ontstaan of verband houdt met de omstandigheid dat de grond voortaan of waarschijnlijk binnenkort buiten het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf zal worden aangewend.
4.2. Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat de opbrengst van de overgedragen grond (hierna: WEV) gelijk is aan de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik (hierna: WEVAB) en dat derhalve de totale behaalde boekwinst is aan te merken als een onbelaste bate ex artikel 8, lid 1, aanhef en onderdeel b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Belanghebbende stelt dat zowel de WEV als de WEVAB van de overgedragen grond f 7,36 per m? bedraagt.
4.3. Het Hof merkt dienaangaande het volgende op.
De Inspecteur stelt op grond van de door de Inspectie der Registratie en Successie verrichte taxatie, waarbij ook rekening is gehouden met enkele grondverkopen in de directe omgeving, de WEVAB per m? van het overgedragen perceel op
f 5,65.
Belanghebbende heeft zijn stelling dat de waarde per m? f 7,36 bedraagt niet met een taxatierapport onderbouwd.
Tijdens de zitting hebben zowel belanghebbende als de Inspecteur overzichten overgelegd met prijzen voor landbouwgronden, betaald in de periode 1991/1992. Het Hof gaat aan deze overzichten voorbij nu deze te algemeen zijn en onvoldoende inzicht geven in de prijzen van landbouwgronden in het gebied waar het hier om gaat, te weten O en Y.
Gelet op het door de Inspecteur overgelegde taxatierapport en de omstandigheid, dat de grond, die belanghebbende door ruiling heeft verkregen en die, naar de Inspecteur onweersproken heeft gesteld, van ongeveer dezelfde kwaliteit was als de door belanghebbende afgestane grond, door M B.V. op dezelfde dag voor f 5,65 per m? is gekocht, ligt het op de weg van belanghebbende, de juistheid van zijn stelling, dat de WEVAB van de door hem overgedragen grond f 7,36 per m? heeft bedragen, aannemelijk te maken.
In dat bewijs is hij niet geslaagd.
Nu belanghebbendes eerste grief faalt gaat het Hof er in het hiernavolgende van uit dat de opbrengst van de grond, de WEV, f 7,36 per m? bedraagt, dat de WEVAB f 5,65 per m? bedraagt en dat de totale waardeverandering te stellen is op tenminste
f 130.000,--.
4.4. De Inspecteur heeft verdedigd dat het bedrag van
f 130.000,-- niet is vrijgesteld van inkomstenbelasting omdat de waardeverandering van het perceel verband houdt met de omstandigheid dat de grond waarschijnlijk binnenkort buiten het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf zal