ECLI:NL:GHSHE:1999:AA6859
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.A. Meijer
- G.J. van Muijen
- K.L.H. van Mens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag vermogensbelasting voor het jaar 1995
In deze zaak heeft het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch op 21 juni 1999 uitspraak gedaan in het beroep van de heer X tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. Het beroep betreft de hem opgelegde aanslag vermogensbelasting voor het jaar 1995. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 juni 1999 met gesloten deuren, waarbij zowel de belanghebbende als de Inspecteur aanwezig waren.
Het Hof heeft vastgesteld dat de feitelijke werkzaamheid van de B.V. van de belanghebbende bij de aanvang van het jaar bestond uit het beleggen van vermogen, zoals bedoeld in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De belanghebbende betoogde dat de beperking van de ondernemingsvrijstelling restrictief moet worden uitgelegd, maar het Hof verwierp dit standpunt. Het Hof oordeelde dat de tekst van de relevante bepalingen geen steun biedt voor de stelling van de belanghebbende en dat de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepalingen onvoldoende steun biedt voor zijn argumentatie.
Uiteindelijk heeft het Hof de bestreden uitspraak van de Inspecteur bevestigd, waarbij het Hof geen termen aanwezig achtte om de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van proceskosten, aangezien het beroep ongegrond was en er geen bijzondere omstandigheden waren gesteld of gebleken. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend-griffier Th.A.J. Kock.