ECLI:NL:GHSHE:1998:AB0731
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag in het recht van successie na overlijden van erflater met betrekking tot levensverzekeringen voor kleinkinderen
Op 21 april 1998 heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een belastingzaak betreffende de recht van successie. De zaak betreft een beroep van de heer X, zoon en enig erfgenaam van de heer A, die op 24 januari 1995 is overleden. De heer X had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in het recht van successie die was opgelegd door de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De aanslag was gerelateerd aan de verkrijging van de erfenis van zijn vader, waarbij de heer A in 1993 levensverzekeringen had afgesloten voor zijn kleinkinderen. De vraag die in deze zaak centraal stond, was of bij de vaststelling van de grondslag voor het recht van successie rekening kon worden gehouden met de afspraken die de erflater had gemaakt over de levensverzekeringen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 1998 werd de heer X gehoord, evenals de Inspecteur. De erflater had de premies voor de levensverzekeringen betaald tot aan zijn overlijden, en de heer X stelde dat er een financiële verplichting bestond die al voor het overlijden was vastgelegd. Het Hof verwierp deze stelling, omdat de heer X niet had aangetoond dat er een verplichting op de erflater rustte met betrekking tot de verzekeringen. Het Hof oordeelde dat de situatie niet gelijkgesteld kon worden aan een testamentaire last, omdat het ging om afspraken die vóór het overlijden waren gemaakt.
Het Hof bevestigde de bestreden uitspraak van de Inspecteur en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 21 april 1998, door mr. A. Stoop, lid van de Belastingkamer, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier mr. D.G. Moll van Charante.