ECLI:NL:GHSHE:1990:AD1128

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 1990
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 784/89/He
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Jurgens
  • Bod
  • Van der Putt-Lauwers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging vonnis inzake toegang tot zwembaden en omgang met kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 23 mei 1990 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de President van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. De appellant, vertegenwoordigd door procureur Mr. L.E.M. van Boxsel, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin zijn vorderingen waren afgewezen. De gemeente Eindhoven, vertegenwoordigd door procureur Mr. P.A.M. Gruijthuijsen, was de geintimeerde partij. De appellant had één grief aangevoerd, waarin hij stelde dat de President ten onrechte zijn vorderingen had afgewezen en hem in de kosten had veroordeeld.

Het Hof heeft in zijn beoordeling benadrukt dat in openbare zwembaden een bepaalde orde moet worden gehandhaafd, zodat ouders hun kinderen met een gerust hart kunnen laten gaan. Het Hof oordeelde dat de appellant zich niet had gehouden aan de gedragsregels die in de zwembaden gelden, en dat zijn gedrag als een ernstige misdraging werd aangemerkt. De appellant had geweigerd zich te voegen naar de aanwijzingen van het toezichthoudend personeel, wat leidde tot de beslissing om hem de toegang tot de zwembaden te ontzeggen.

Het Hof concludeerde dat de grief van de appellant ongegrond was en bekrachtigde het vonnis waarvan beroep. Tevens werd de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de geintimeerde werden begroot op fl. 1.500,--. Deze uitspraak onderstreept het belang van de handhaving van orde en veiligheid in zwembaden, vooral met betrekking tot de omgang tussen volwassenen en kinderen.

Uitspraak

Typ. We.
Rolno. K.G. 784/89/He.
ARREST van het GERECHTSHOF te 's-HERTOGENBOSCH,
VIERDE KAMER, van 23 mei 1990,
gewezen in de zaak van:
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
procederende met toevoeging,
procureur Mr. L.E.M. van Boxsel,
t e g e n :
DE GEMEENTE EINDHOVEN,
zetelende te Eindhoven,
geintimeerde,
procureur Mr. P.A.M. Gruijthuijsen,
op het bij exploit van 21 september 1989 ingeleid hoger beroep van het op 8 september 1989 onder rolnummer 522/89 door de President van de Arrondissements­ rechtbank te 's-Hertogenbosch tussen appellant als eiser en geintimeerde als gedaagde in kort geding gewezen vonnis.

1.De eerste aanleg.

Het Hof verwijst daarvoor naar het vonnis, waarvan beroep, waarvan een afschrift aan dit arrest is gehecht.

2.Het geding in hoger beroep.

Bij memorie van grieven heeft appellant tegen dat vonnis één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis, waarvan beroep, toewijzing van zijn vorderingen en veroordeling van geintimeerde in de kosten van beide instanties.
Geintimeerde heeft, onder overlegging van produkties, de grief bestreden en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het hoger beroep met veroordeling van appellant in de kosten.
Vervolgens hebben partijen over en weer een akte ter rolle genomen en de stukken overgelegd voor arrest.

3.De gronden van het hoger beroep.

De grief luidt:
Ten onrechte heeft de President van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de kosten tot een bedrag ad f 1.000,-- veroordeeld;

4.De beoordeling.

Het Hof stelt voorop dat in de openbare zwembaden een zodanige orde moet worden in acht genomen en gehandhaafd, dat ouders hun kinderen daar met een gerust hart heen kunnen laten gaan. Dat wil zeggen dat in de zwembaden een zodanige orde moet heersen dat voldoende zorg voor de kinderen wordt gegarandeerd. Maatgevend daarvoor is de zorg welke ouders zelf aan de kinderen plegen te geven of in ieder geval naar algemeen aanvaarde opvattingen behoren te geven. Die zorg strekt zich niet alleen uit tot de fysieke veiligheid van de kinderen, doch betreft ook het gezelschap waarin de kinderen verkeren en de contacten die zij aangaan of waarin zij worden betrokken. Ouders wensen gewoonlijk niet dat onbekende volwassenen zonder noodzaak buiten hun medeweten contacten met hun kinderen aangaan. Die ouderlijke instelling is volstrekt legitiem en vind haar grond in de omstandigheid, dat kinderen zelf nog onvoldoende onderscheid kunnen maken, naïef en beïnvloedbaar zijn en tegenover volwassenen weinig weerbaar.
Het vorenstaande brengt mede, dat de orde die in de zwembaden dient te worden in acht genomen, mede inhoudt dat volwassen bezoekers zich van het aangaan van contact met kinderen dienen te onthouden en dat degenen die met het handhaven van de orde zijn belast erop toezien dat contacten als vorenbedoeld niet worden aangeknoopt en dat volwassenen daar geen initiatieven toe nemen. Dit vereist van volwassen bezoekers dus een grote terughoudendheid.
Aan het oordeel van het toezichthoudend personeel over de vraag of deze orde door bezoekers wordt inachtgenomen of verstoord, dient aanzienlijke betekenis te worden toegekend. Het moet in staat geacht
worden te onderscheiden of de omgang tussen volwassenen en kinderen geschiedt in een geordend groeps- of gezinsverband, dan wel op ongeregelde wijze naar aanleiding van in het zwembad zelf gelegde contacten.
In confesso is dat in de onderhavige zaak van dat laatste sprake is geweest, dat appellant daarover is aangesproken en onderhouden en dat hij geweigerd heeft zich naar de aanwijzingen van het toezichthoudend personeel op dit punt te voegen en te zullen voegen. Dat die houding in het in prima overgelegd schrijven van de gemeente Eindhoven d.d. 12 juni 1989 werd aangemerkt als een ernstige misdraging is niet onredelijk en niet overdreven. Het Hof wijst in dit verband op appellants eigen opgave, overgelegd als produktie 4 bij conclusie van antwoord in prima, inhoudende, dat hij sedert twee jaar twee keer per week het zwembad bezoekt, dat hij aldaar diverse mensen heeft leren kennen, waaronder ook kinderen, met wie hij gezamenlijk activiteiten ontwikkelt en afspraken maakt voor volgende bezoeken, dat hij zich gerechtigd acht in het zwembad met anderen om te gaan ongeacht hun leeftijd en dat hem niet kan worden verboden in het zwembad te spelen met kinderen die aangeven dat te willen.
Deze opvatting en gedragslijn zijn zozeer in stijd met hetgeen hiervoor aangaande de in acht te nemen en te handhaven orde werd overwogen, dat het niet onredelijk is dat aan appellant met gebruikmaking van de artikelen 2 en 8 van het reglement voor geruime tijd de toegang tot de zwembaden van [naam zwembad] werd ontzegd.
Dat geintimeerde door deze beslissing zou hebben gediscrimineerd, is niet aannemelijk geworden, nu niet aannemelijk is geworden dat het gedrag van andere volwassen bezoekers van de zwembaden naar andere maatstaven wordt beoordeeld.
Uit het vorenstaande volgt, dat de grief moet worden verworpen en het vonnis, waarvan beroep, moet worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij dient appellant te worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.

5.De beslissing.

Het Hof:
bekrachtigt het vonnis, waarvan beroep, en veroordeelt appellant in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geintimeerde begroot op fl. 1.500,--.
Dit arrest is gewezen door de Mrs. Jurgens, Vice­President, Bod en Van der Putt-Lauwers, Raadsheren, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 mei 1990 door Mr. Jurgens, voornoemd, in tegenwoordigheid van de Heer Subelack, waarnemend-griffier.-