ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6663

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.107.813/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stollenwerck
  • M. Labohm
  • Y. Ydema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgemeenschap en verzoeken tot verkoop van de echtelijke woning

In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen de vrouw en de man na hun echtscheiding. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de verdeling van de gemeenschap was vastgesteld. De vrouw verzoekt het hof om de man te verplichten zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de echtelijke woning, en indien hij dit niet doet, om haar de mogelijkheid te geven de verkoop zelfstandig te regelen. De man verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de huwelijksgoederengemeenschap al verdeeld is en dat hij bereid is om de schulden af te lossen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 oktober 2012 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de onderwaarde van de woning en de hoogte van de schulden redelijk zijn voor de verdeling van de gemeenschap. Zij stelt dat haar situatie uitzichtloos is, omdat zij geen inkomen heeft en genoodzaakt is om zich aan te melden voor schuldhulpverlening. De man betwist deze noodzaak en stelt dat hij de hypotheeklasten betaalt en de vrouw zal ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid zodra dit mogelijk is.

Het hof overweegt dat de rechtsverhouding tussen de deelgenoten in de ontbonden gemeenschap wordt beheerst door de beginselen van redelijkheid en billijkheid. Het hof komt tot de conclusie dat het belang van de man, die de hypotheeklasten betaalt en een nieuw gezin heeft, zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij verkoop van de woning. Het hof wijst het hoger beroep van de vrouw af en bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 12 december 2012
Zaaknummer : 200.107.813/01
Rekestnummer rechtbank : F1 RK 09-2635 en F1 RK 10-1545
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. W.N. Sardjoe te ’s-Gravenhage,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.J.J.A. Ooms te Nieuwerkerk ad IJssel.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 4 juni 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 7 maart 2012 van de rechtbank Rotterdam.
De man heeft op 13 augustus 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 1 oktober 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage;
van de zijde van de man:
- op 28 augustus 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage;
- op 20 september 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage.
De zaak is op 12 oktober 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de tussenbeschikkingen van 10 mei 2010, 30 september 2010, 20 april 2011en de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 10 mei 2010 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De behandeling van de zaak ten aanzien van de verdeling van de gemeenschap is aangehouden.
Bij beschikking van 30 september 2010 heeft de rechtbank de zaak wederom aangehouden ten aanzien van de behandeling van de verdeling van de gemeenschap.
Bij beschikking van 20 april 2011 heeft de rechtbank de verdeling van de gemeenschap aangehouden, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen de verdeling van de gemeenschap verder in onderling overleg te regelen.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verdeling vastgesteld.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is van de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en:
- ten aanzien van de echtelijke woning te bepalen dat de man binnen 24 uur na betekening van de beschikking zijn medewerking dient te hebben verleend aan al hetgeen nodig is voor de verkoop van de echtelijke woning, althans het in de verkoop zetten van de woning;
- en te bepalen dat indien de man vorenstaande medewerking niet volledig verleent:
- primair: de vrouw al datgene kan en mag - laten - doen teneinde de verkoop, de levering en de overdracht van de echtelijke woning (gelegen aan de [straatnaam + huisnummer] te [plaats]) te kunnen regelen en af te wikkelen, met bepaling dat de beschikking van het hof in de plaats wordt gesteld van alle wilsverklaringen van de man die nodig zijn om de verkoop, de levering en de overdracht van de gezamenlijke woning tot stand te brengen;
- subsidiair: het hof de vervangende toestemming van de man uitspreekt ten behoeve van de verkoop van de echtelijke woning met in ieder geval een minimum verkoopprijs van € 80.000,-;
- meest subsidiair: een dwangsom van €1.000,- vast te stellen voor iedere keer, nadat de man, nadat twee dagen na betekening zijn verstreken, in gebreke blijft om aan hetgeen in de beschikking is bepaald te voldoen, een en ander zonder maximum vast te stellen,
- ten aanzien van de verdeling te bepalen dat de verdeling en verrekening plaatsvindt op de wijze als hiervoor (onder ‘verdelingsvoorstel’) is neergelegd, althans een zodanige beslissing te nemen die het hof in goede justitie vermeent te behoren.
3. De man bestrijdt het beroep en verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek onder I, althans dit verzoek af te wijzen, dan wel bij toewijzing van haar verzoek te bepalen dat de huwelijksgoederengemeenschap alsnog bij helfte dient te worden gedeeld, conform haar verzoek onder II.
4. De vrouw voert in hoger beroep aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen: “Gelet op de onderwaarde van de woning van circa € 30.000,- (per 10 september 2010 bedroeg de afkoopwaarde van de polis van de levensverzekering bij Reaal € 2.188,52) en de hoogte van de overige schulden acht de rechtbank het alleszins redelijk de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen conform het voorstel van de man. Daar doet niet aan af, dat de man er tot op heden niet in is geslaagd een hypotheek te verkrijgen, die ertoe leidt dat de vrouw kan worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de op de woning gevestigde hypotheken.” Ratio achter dit verzoek is dat de vrouw, nu de huwelijksgoederengemeenschap een negatief saldo kent en zij geen inkomen heeft, genoodzaakt is zich aan te melden voor schuldhulpverlening, dan wel schuldsanering. Zolang de hypotheek op beider namen staat, kan zij dit traject niet in en wordt zij in alle opzichten beperkt in haar leven. Zij wordt achtervolgd door schuldeisers met betrekking tot de andere huwelijkse schulden. Zij dient te leven van de beslagvrije voet, en dit zal zonder traject altijd zo blijven. Zij stelt dat haar situatie bijna uitzichtloos is, zolang zij niet kan worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Volgens haar kan de totale onderwaarde van de huwelijksgoederengemeenschap bij een verwacht negatief saldo voor de helft worden toegedeeld aan beide partijen.
5. De man stelt zich op het standpunt dat de stelling van de vrouw, dat de rechtbank haar kennelijk in een onverdeelde boedel laat leven, onjuist is. De boedel is wel degelijk verdeeld. De man betwist de noodzaak van de vrouw om zich aan te melden bij de schuldhulpverlening en betwist dat dit niet zou kunnen nu zij nog hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypotheek. De man is overigens wel degelijk van plan om de vrouw te laten ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek, zodra dit voor hem mogelijk is. De man is hard bezig om de schulden af te lossen. Hij moet nog anderhalf jaar goede cijfers tonen aan de bank, waarna de vrouw ontslagen kan worden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De man meent dat het in hun beider belang is dat de vrouw even afwacht.
Het hof overweegt als volgt.
6. De rechtsverhouding tussen deelgenoten in de ontbonden gemeenschap wordt mede beheerst door de beginselen van redelijkheid en billijkheid. Wat redelijkheid en billijkheid is wordt mede bepaald door alle feiten en omstandigheden van het concrete geval. Uit de gewisselde stukken volgt dat de waarde van de gemeenschapsgoederen aanzienlijk lager is dan het totale bedrag van de gemeenschapsschulden.
7. Uit de bestreden beschikking volgt dat de man bereid is om zorg te dragen voor de betaling van de gemeenschapsschulden.. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de man zelfstandig ondernemer is en onweersproken is dat hij tot heden de hypotheeklasten heeft betaald. Hij geniet een zodanig inkomen dat hij in staat is om de schulden als in de onderhavige beschikking vermeld, te voldoen. Voorts heeft de man een nieuw gezin en zal hij ernstig worden getroffen in zijn belang indien de voormalige - door hem en zijn gezin thans bewoonde - echtelijke woning moet worden verkocht. Zijn belang is het woongenot alsmede het niet verder toenemen van de schulden indien de woning moet worden verkocht.
8. De vrouw heeft als belang aangevoerd bij verkoop van de woning dat zij een beroep kan doen op de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Ter terechtzitting is gebleken dat zij samenwoont, “een dak boven haar hoofd heeft”, verzorgd wordt, en - bewust - geen inkomen uit arbeid heeft. Zij wenst niet te werken aangezien zij haar loon boven de bijstandsnorm dient aan te wenden voor de betaling van haar crediteuren.
9. Het hof is van oordeel dat in het kader van de belangenafweging tussen partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid het belang van de man doorslaggevend is. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden brengt ook het maatschappelijk belang met zich mee, dat het huis niet wordt verkocht, aangezien bij verkoop de schulden verder zullen oplopen en de verhaalsmogelijkheden voor de crediteuren worden beperkt. Hetgeen overigens is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
10. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen, treft de grief geen doel en zal het hof het hoger beroep afwijzen.
BESLISSING
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Labohm en Ydema, bijgestaan door Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2012.