ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6517

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 november 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
22-004274-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling door kopstoot in zelfverdediging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 5 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1967, heeft in de nacht van 7 januari 2010 in een café in Brielle een kopstoot gegeven aan de aangever. Dit gebeurde nadat de verdachte naar het café was gegaan om zijn dochter op te halen, die eerder door de aangever was geslagen. De verdachte voelde zich bedreigd en handelde uit zelfverdediging, omdat hij dacht dat de aangever een vuurwapen zou trekken.

De raadsman van de verdachte voerde aan dat de verdachte ontslagen moest worden van alle rechtsvervolging op basis van noodweer of putatief noodweer. Het hof oordeelde echter dat de gedraging van de verdachte niet als verdedigend kon worden aangemerkt, maar als aanvallend. De aangever maakte een schijnbeweging, maar dit rechtvaardigde de reactie van de verdachte niet. Het hof achtte de mishandeling bewezen, maar waardeerde de ernst van de mishandeling als beperkt, aangezien de kopstoot geen letsel of ernstige pijn bij de aangever had veroorzaakt.

Uiteindelijk besloot het hof dat er geen straf of maatregel opgelegd zou worden aan de verdachte, ondanks de bewezenverklaring van de mishandeling. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de overige tenlasteleggingen. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 5 november 2012.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004274-11
Parketnummer: 10-712249-11
Datum uitspraak: 5 november 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 29 augustus 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1967,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 oktober 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Door het hof is in het kader van het verlofstelsel als bepaald in artikel 410a van het Wetboek van Strafvordering beslist dat de zaak in hoger beroep wordt behandeld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 07 november 2010 te Brielle, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 07 november 2010 te Brielle, eenmaal, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de aan het hof overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitaantekeningen, het verweer gevoerd - zakelijk weergegeven - dat de verdachte behoort te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft de raadsman betoogd dat aan de verdachte een beroep op noodweer, dan wel noodweerexces, dan wel putatief noodweer toekomt, omdat de verdachte zich ernstig bedreigd voelde en uit zelfverdediging heeft gehandeld. De verdachte meende dat aangever een vuurwapen zou trekken en vervolgens zou schieten.
De raadsman heeft subsidiair, ingeval het hof zou overwegen dat het feit en de verdachte strafbaar zou zijn, verzocht getuigen te horen en een psychologisch rapport omtrent de gemoedstoestand van de verdachte ten tijde van het voorval te doen opmaken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte heeft in de nacht van 7 januari 2010 in Brielle aangever een kopstoot gegeven. Daaraan is het volgende voorafgegaan. De verdachte is die avond naar het café Kont van 't Paard gereden en het café binnengegaan om daar zijn dochter op te halen. Zijn dochter had hem kort tevoren gebeld en hem verteld dat zij geslagen was door aangever. De verdachte was volgens zijn verklaring in hoger beroep kwaad. De verdachte en zijn dochter hebben het café verlaten en zijn naar verdachtes auto gelopen. De dochter is in de auto gestapt. Ook aangever was inmiddels buiten het café. De verdachte is om zijn auto heen gelopen, op aangever af, en is voor hem gaan staan. Aangever maakte vervolgens een beweging naar zijn broeksband waarop de verdachte hem onmiddellijk een kopstoot gaf.
De verdachte heeft verklaard: "Als ik iemand dat zie doen, schakel ik hem uit door middel van een kopstoot."
Volgens de verdachte was de reputatie van aangever dat hij altijd een wapen bij zich heeft.
Het hof overweegt dat gelet op het vorenstaande de gedraging van de verdachte, die in plaats van naast zijn dochter in de auto plaats te nemen en weg te rijden, in boze toestand, uit eigen beweging en zonder noodzaak daartoe, naar aangever - die hij kende als iemand die een wapen zou dragen - is toegegaan en hem vrijwel onmiddellijk een kopstoot heeft gegeven, noch op grond van diens bedoeling noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als verdedigend, maar - naar de kern bezien - als aanvallend, gericht op een confrontatie. Dat aangever toen de verdachte hem dicht genaderd was een schijnbeweging maakte, doet hier onder de gestelde omstandigheden niet aan af.
Uit het voorgaande vloeit voor dat aan de verdachte geen beroep op noodweer toekomt, zodat een beroep op noodweerexces of op putatief noodweer evenmin kan slagen.
Ten overvloede overweegt het hof nog dat naar zijn oordeel niet is komen vast te staan dat aangever een wapen bij zich had.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Met betrekking tot het subsidiaire verzoek van de raadsman is het hof van oordeel dat het horen van getuigen dan wel het uitbrengen van een psychologisch rapport omtrent de gemoedstoestand van de verdachte ten tijde van het voorval, niet noodzakelijk is gebleken, aangezien het hof zich omtrent de feiten en omstandigheden voldoende voorgelicht acht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de verdachte een beroep op putatief noodweer toekomt.
Geen straf of maatregel
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte aangever heeft mishandeld door hem een kopstoot te geven.
De ernst van de mishandeling waardeert het hof als beperkt nu het om één kopstoot gaat die, zoals volgt uit de aangifte, niet heeft geleid tot enig letsel bij aangever en evenmin tot erge pijn of een val. Dit wijst erop dat de verdachte beperkt kracht heeft gezet bij het geven van de kopstoot. Dit in aanmerking genomen bezien tegen de verdere toedracht als hiervoor uiteengezet, zal het hof aan de verdachte geen straf of maatregel opleggen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat terzake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. R.C. Langeler en mr. P.J. Wurzer, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 november 2012.
Mr. P.J. Wurzer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.