ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6003

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.109.197/01 & 200.109.198/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stollenwerck
  • A. Stille
  • K. Kleykamp-van der Ben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake echtscheiding, zorg- en opvoedingstaken, alimentatie en huwelijkse voorwaarden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 3 april 2012, waarin onder andere de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken en de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarigen zijn geregeld. De man verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen, met uitzondering van de echtscheiding, en om te bepalen dat de minderjarigen 15 dagen per maand bij hem verblijven. De vrouw verzoekt het hof om de verzoeken van de man af te wijzen en in incidenteel appel de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van de zorgregeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 oktober 2012 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De man heeft zijn verzoeken onderbouwd, maar de vrouw heeft deze gemotiveerd betwist. Het hof heeft vastgesteld dat de situatie rondom de minderjarigen sinds de bestreden beschikking is gewijzigd en dat er zorgen zijn over hun welzijn. Het hof heeft daarom besloten om de raad voor de kinderbescherming te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de omgangsregeling die het beste is voor de minderjarigen.

De beslissing van het hof houdt in dat de bestreden beschikking wordt bekrachtigd voor zover het verzoek van de man om verrekening van de kosten van de huishouding is afgewezen. Daarnaast wordt de behandeling van de zaak aangehouden tot een pro forma zitting op 6 maart 2013, waarbij het hof het rapport van de raad zal bespreken. De beslissing over de kinder- en partneralimentatie wordt eveneens aangehouden, aangezien deze onderwerpen nauw samenhangen met de resultaten van het raadsonderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 19 december 2012
Zaaknummer : 200.109.197/01 & 200.109.198/01
Rekestnummer rechtbank : F1 RK 11-2398 & F1 RK 11-3996
[verzoeker],
wonende te [woon[geboorteplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. G.C. Haulussy te Rotterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. C.E. van der Starre te Oostvoorne.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 29 juni 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 3 april 2012 van de rechtbank Rotterdam.
De vrouw heeft op 13 augustus 2012 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, ingediend.
De man heeft op 21 september 2012 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 16 juli 2012 een faxbericht met bijlage;
van de zijde van de vrouw:
- op 12 oktober 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage.
De raad heeft bij brief van 19 september 2012 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De zaak is op 26 oktober 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door mr. E.M. Krukziener, kantoorgenoot van zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
Mr. van der Starre heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd, alsmede een werkplan van TriviumLindenhof.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is:
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen:
• [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (hierna ook: [minderjarige 1]), en;
• [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] (hierna ook: [minderjarige 2]),
hierna tezamen: de minderjarigen, bij de vrouw zal zijn;
- bepaald dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aldus zal zijn dat de minderjarigen bij de man verblijven:
• in week 1 van het ploegenrooster van de man vanaf zaterdag 12.00 uur tot en met dinsdag 18.30 uur in week 2;
• in week 3 op maandag gedurende de lunchpauze en na schooltijd tot en met donderdag 18.30 uur;
• in week 4 van woensdag 12.00 uur tot en met vrijdag 18.30 uur en;
• in week 5 van vrijdag 12.00 uur tot en met zondag 18.30 uur;
• drie weken in de zomervakantie en;
• tijdens de overige vakanties die langer dan een week duren gedurende de helft van de vakantie in die zin dat de minderjarigen evenveel aaneengesloten tijd bij de man doorbrengen als bij de vrouw;
- bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van het tijdstip waarop de echtscheidingsbeschikking is of zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen telkens bij vooruitbetaling, zal uitkeren € 500,- per maand per kind;
- ten laste van de man aan de vrouw een uitkering tot levensonderhoud toegekend van € 356,91 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen voor het eerst op de dag dat de echtscheidingsbeschikking is of zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
- bepaald dat partijen overgaan tot afwikkeling van de tussen partijen bestaande huwelijkse voorwaarden in die zin dat de man een bedrag van € 12.519,- aan de vrouw voldoet ter zake haar bijdrage voor de op 28 januari 2009 aangeschafte auto Subaru Forester binnen drie weken na 3 april 2012, bij gebreke waarvan de man aan de vrouw een rente verschuldigd zal zijn over het niet betaalde bedrag gelijk aan de wettelijke rente.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behalve ten aanzien van de echtscheiding,
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
In hoger beroep is voorts het navolgende komen vast te staan.
Bij kortgeding vonnis van 14 september 2012 heeft de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad, een voorlopige regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald, waarbij de minderjarigen op grond van een vijfwekelijks schema als volgt bij de man verblijven:
- in week 1 van vrijdagmiddag uit school tot zondag 19.00 uur;
- in week 3 van maandag gedurende de lunch en uit school tot dinsdag 19.00 uur;
- in week 5 van vrijdagmiddag uit school tot zondag 19.00 uur,
en waarbij ten aanzien van de vakanties en feestdagen geen afwijking van het vijfwekelijks schema plaatsvindt.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil zijn:
- de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: de zorgregeling);
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, hierna ook kinderalimentatie;
- de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw, hierna ook partneralimentatie;
- de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt:) behalve ten aanzien van de echtscheiding, en in zoverre opnieuw beschikkende, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de minderjarigen 15 dagen per maand bij hem zullen verblijven;
II. te bepalen dat hij geen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen dient te voldoen, althans, indien het hof van oordeel is dat een bijdrage betaald dient te worden, een bijdrage pro rata vasts te stellen voor de duur dat de minderjarigen bij hem verblijven;
III. te bepalen dat hij geen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw dient te voldoen;
IV. te bepalen dat verrekening dient plaats te vinden van de tussen partijen bestaande huwelijkse voorwaarden in die zin dat de vrouw aan de man een bedrag van € 6.648,- dient te voldoen;
V. kosten rechtens.
3. De vrouw verweert zich daartegen en verzoekt het hof
in principaal appel
de verzoeken van de man af te wijzen;
in incidenteel appel
de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt:) ten aanzien van de zorgregeling en, in zoverre opnieuw beschikkende, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de zorgregeling zal inhouden dat de minderjarigen op grond van een vijfwekelijks schema bij de man verblijven:
• in week 1 van vrijdagmiddag uit school tot zondag 19.00 uur;
• in week 3 maandag lunch en uit school tot dinsdag 19.00 uur;
• in week 5 van vrijdagmiddag uit school tot zondag 19.00 uur;
waarbij ten aanzien van de vakanties en feestdagen geen afwijking van het vijfwekelijkse schema plaatsvindt.
4. De man verzet zich daartegen en verzoekt het hof het incidenteel appel van de vrouw af te wijzen, indien het hof niet overgaat tot vernietiging van de bestreden beschikking, zoals in principaal appel verzocht, althans de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar incidenteel appel.
Kosten van de huishouding
5. De man is van mening dat de rechtbank ten onrechte niet tot verrekening van de kosten van de huishouding is overgegaan. De man rekent voor dat de vrouw aan hem een bedrag van € 6.648,- verschuldigd is.
6. De vrouw heeft de stelling van de man gemotiveerd betwist.
7. Het hof overweegt als volgt. Blijkens artikel 5 lid 4 van de akte van huwelijkse voorwaarden van 7 augustus 2003 kan de echtgenoot die in een kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan hij op grond van het bepaalde in artikel 5 van de huwelijkse voorwaarden van partijen zou moeten dragen, dit meerdere van de andere echtgenoot terugvorderen, mits hij die vordering instelt binnen twee jaar na afloop van het desbetreffende kalenderjaar.
8. De man vordert verrekening van de door hem betaalde kosten van de huishouding van de afgelopen twee jaren voor datum van uiteengaan van partijen. Het hof begrijpt dat de vordering van de man in ieder geval betrekking heeft op de jaren 2009 en 2010. Tussen partijen staat vast dat zij in 2010 feitelijk uiteen zijn gegaan. Het hof constateert dat de man zijn vordering tijdig heeft ingediend, te weten bij zijn in eerste aanleg ingediende verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken van 7 oktober 2011.
9. Het hof is van oordeel dat de man ook in hoger beroep zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd en overweegt daartoe als volgt. De man heeft terzake een overzicht overgelegd (productie 11 bij zijn verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken van 7 oktober 2011). De vrouw heeft dit overzicht gemotiveerd weersproken. Zij voert onder meer aan dat zij ook heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding en dat de man daarmee ten onrechte geen rekening heeft gehouden. Daarnaast betwist de vrouw de bedragen, waarvan de man is uitgegaan, te meer nu de door hem overgelegde aankoopbonnen alleen betrekking hebben op het jaar 2011. Daarnaast betwist zij de door de man gestelde inkomstenverhouding van partijen, die hij met niet verificatoire bescheiden heeft onderbouwd.
10. Het hof kan in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw niet vaststellen of en in welke mate de man meer heeft gefourneerd, dan waartoe hij op grond van zijn draagplicht met betrekking tot de kosten van de huishouding gehouden zou zijn. De man heeft naar het oordeel van het hof zijn stelling onvoldoende met verificatoire bescheiden onderbouwd.
11. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre dan ook bekrachtigen.
Zorg- en opvoedingstaken
12. De man is van mening dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om te bepalen dat de minderjarigen gedurende vijftien dagen per maand bij hem zullen verblijven, heeft afgewezen. De man acht het in het belang van de minderjarigen dat zij evenveel contact met hem als met de vrouw hebben.
13. De vrouw stelt dat de man de zorg voor de minderjarigen niet aan kan en zijn agressie niet in toom weet te houden. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat zij de regeling van de rechter in kort geding wil handhaven, omdat het op dit moment niet goed gaat met de minderjarigen.
14. Het hof overweegt als volgt. Op grond van het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de situatie sinds de bestreden beschikking dusdanig is gewijzigd dat het zonder aanvullende informatie geen verantwoorde beslissing omtrent een contactregeling tussen de vader en de minderjarigen kan nemen. In dat verband is het navolgende nog van belang.
15. Nadat de rechtbank in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan, heeft zich in augustus 2012 een conflict voorgedaan tussen de man en de minderjarige [minderjarige 2]. Kort daarop heeft de voorzieningenrechter, op verzoek van de vrouw, de contactregeling tussen de man en de beide minderjarigen, met oog op hun belangen, ingeperkt.
16. Ter terechtzitting heeft zowel de man als de vrouw te kennen gegeven dat de huidige situatie zeer onrustig is voor de minderjarigen. De man stelt dat de minderjarigen niet begrijpen waarom zij de man thans minder vaak zien. Bij de man leeft het gevoel dat de vrouw hem zijn recht op contact met de minderjarigen ontneemt en hem probeert dwars te zitten. Hij stelt dat hij er alles aan doet om voor de minderjarigen een veilig gevoel te creëren. De man heeft gezinsbegeleiding van Trivium Lindenhof ingeschakeld, in verband met het probleemgedrag van [minderjarige 2].
17. De vrouw stelt dat het met het zowel [minderjarige 2] als [minderjarige 1] niet goed gaat. Beide minderjarigen zijn ontspoord geraakt na het voorval in augustus en zij bevinden zich thans in een loyaliteitsconflict. De man bagatelliseert volgens de vrouw de problemen van de minderjarigen en ontkent zijn aandeel daarin.
18. Het hof stelt vast dat de standpunten van partijen de afgelopen periode verhit zijn geraakt en dat de situatie rondom de minderjarigen lijkt te escaleren. Gelet op het voorgaande ziet het hof - zoals ook reeds ter terechtzitting is besproken - aanleiding om - alvorens een beslissing te nemen over een definitieve zorgregeling - de raad te verzoeken een onderzoek te verrichten. De raad dient te onderzoeken welke omgangsregeling het meest in het belang van de minderjarigen is.
19. Teneinde de raad in de gelegenheid te stellen het onderzoek uit te voeren, zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden tot de in het dictum aan te geven pro forma datum. Het hof zal zo nodig op een nadere terechtzitting het rapport van de raad met partijen en de raad bespreken.
20. De man richt zich in het petitum van zijn beroepschrift voorts tegen de vaststelling van de kinder- en partneralimentatie door de rechtbank. Nu de kinder- en partneralimentatie nauw samenhangen met de resultaten van het raadsonderzoek, kan naar het oordeel van het hof nog geen beslissing ten gronde omtrent deze onderwerpen genomen worden.
21. Het vorenoverwogene leidt ertoe dat het hof de beslissing inzake de kinder- en partneralimentatie eveneens zal aanhouden.
22. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover daarin het verzoek van de man om tot verrekening van de kosten van de huishouding over te gaan, is afgewezen;
en alvorens nader te beslissen:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen zoals hiervoor in rechtsoverweging 14 tot en met 18 is uiteengezet en daaromtrent rapport en advies uit te brengen;
houdt de behandeling aan tot de zitting van zaterdag 6 maart 2013 pro forma;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Stille en Kleykamp-van der Ben, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2012.