ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0816

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.106.633-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stollenwerck
  • A. Labohm
  • J. Ydema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met internationale aspecten en bijzondere voorwaarden voor reële executie

In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen de vrouw en de man na hun echtscheiding op 31 maart 2011. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de verdeling van de gemeenschap was vastgesteld. De man heeft incidenteel appel ingesteld. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de verdeling van verschillende vermogensbestanddelen, zoals de echtelijke woning, een Nissan bestelbus, en de vordering op de moeder van de vrouw. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw aan de man een gebruiksvergoeding verschuldigd is voor het gebruik van de echtelijke woning en dat de auto aan de man wordt toebedeeld, met een regeling voor de latente belastingschuld. Daarnaast heeft het hof de rechtbank gevolgd in haar oordeel dat de vrouw haar aandeel in de woning in Marokko heeft verbeurd, maar ook dat de man gemachtigd wordt om bepaalde verzekeringen af te kopen ten behoeve van de aflossing van de hypothecaire lening. Het hof heeft de bestreden beschikking deels vernietigd en de verdeling van de inboedelgoederen vastgesteld, waarbij partijen zijn veroordeeld tot een gelijke verdeling. De beslissing is genomen met inachtneming van de grieven van beide partijen en de relevante wetgeving, waaronder artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 19 december 2012
Zaaknummer : 200.106.633/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 10-1836
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens inciden¬teel verweer¬ster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. K. el Joghrafi te Hoogvliet,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M. Veken te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 10 mei 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 februari 2012 van de rechtbank Rotterdam, verbeterd bij beschikking van 20 maart 2012 van de rechtbank Rotterdam.
De man heeft op 1 augustus 2012 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De vrouw heeft op 13 september 2012 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 20 juni 2012 de stukken eerste aanleg;
- op 2 oktober 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 10 oktober 2012 een faxbericht van diezelfde datum met bijlage.
De zaak is op 12 oktober 2012 mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank verstaan dat partijen ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap overeenstemming hebben bereikt in die zin dat tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld. Vervolgens heeft de rechtbank de verdeling vastgesteld, deels door toedeling van goederen en deels door verdeling van de netto-opbrengst van de voormalige echtelijke woning, die verkocht dient te worden op de door de rechtbank bepaalde wijze.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil zijn:
- de verdeling van een drietal vermogensbestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap, welke door echtscheiding is ontbonden op 31 maart 2011;
- de draagplicht met betrekking tot een schuld aan Van Wood bedrijfswageninrichtingen B.V.;
- de door de vrouw aan de man te betalen gebruiksvergoeding ter zake de voormalig echtelijke woning;
- de afgifte van de twee originele autosleutels van de bestelbus Nissan aan de man;
- de door de man ten behoeve van de vrouw voor de bestelbus Nissan betaalde kosten van € 1.795,- en de aan de bestelbus Nissan gekoppelde latente belastingschuld;
- het afkopen van de kapitaal- en lijfrenteverzekeringen ex artikel 3:174 Burgerlijk Wetboek (BW) en het aanwenden van de vrijgekomen saldi ten behoeve van het aflossen van de hypothecaire geldlening van partijen;
- het te gelde maken ex artikel 3:174 BW van het saldo op de bankrekening van partijen bij de HSBC bank te Hong Kong ten behoeve van de voldoening van de hypothecaire geldlening van partijen;
- de door de rechtbank opgelegde dwangsom; en
- de bepaling van de rechtbank dat de bestreden beschikking in de plaats komt van de door de rechtbank op pagina 3 van haar beschikking drie genoemde door de vrouw te verrichten rechtshandelingen.
2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking deels te vernietigen en, opnieuw beschikkende, ter zake de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap een nieuwe beslissing te geven met inachtneming van de grieven.
3. De man bestrijdt het beroep van de vrouw en verzoekt het hof het door de vrouw ingestelde beroep af te wijzen, alsmede om de bestreden beschikking partieel te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. dat de vrouw aan de man een vergoeding verschuldigd is voor het alleen gebruik van de echtelijke woning van partijen, gelegen te ([postcode]) [woonplaats] aan de [adres] van € 302,07 per maand vanaf 31 maart 2011 tot 1 december 2011 en van € 361,43 van 1 december 2011 tot en met de datum dat de vrouw feitelijk niet meer woonachtig is in deze woning;
II. dat de auto van partijen, een Nissan bestelbus, wordt toebedeeld aan de man dan wel door de man dient te worden verkocht, waarbij de waarde van de auto dan wel de verkoopopbrengst aan beide partijen bij helfte toekomt, alsmede om te bepalen, dat de aan de auto gekoppelde latente belastingschuld voor rekening komt van de man, met verrekening met de helft daarvan met de vrouw, alsmede om te bepalen, dat de vrouw het bedrag van € 1.795, zijnde de door de man ten behoeve van de vrouw betaalde kosten, aan de man dient te betalen;
III. dat de vrouw wordt veroordeeld tot afgifte van de twee originele autosleutels aan de man, dit op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat de vrouw in gebreke blijft deze sleutels aan de man af te geven;
IV. primair om te verklaren voor recht dat de vrouw haar aandeel in het eigendom van de woning in Marokko aan de man heeft verbeurd, subsidiair om het eigendom van deze woning aan de vrouw toe te delen, met verrekening van de helft van de waarde aan hem en meer subsidiair om te bepalen, dat de vordering van partijen op de moeder voor een bedrag van € 37.000,- wordt toebedeeld aan de vrouw, met verrekening van de helft ervan aan de man;
V. dat de man wordt gemachtigd om ex artikel 3:174 Burgerlijk Wetboek de verzekeringen bij de RVS ten name van de man, te weten een kapitaalverzekering RVS met polisnummer [X], een lijfrenteverzekering met polisnummer [1] een kapitaalverzekering met polisnummer [Y], alsmede een kapitaalverzekering met polisnummer [Z] af te kopen en om de vrijgekomen saldi aan te wenden ten behoeve van het aflossen van de hypothecaire geldlening van partijen;
VI. dat de man wordt gemachtigd om ex artikel 3:174 Burgerlijk Wetboek het saldo op de bankrekening van partijen bij de HSBC bank te Hong Kong te gelde te maken ten behoeve van de voldoening van de hypothecaire geldlening van partijen.
4. De vrouw verzet zich tegen het incidenteel appel van de man en verzoekt het hof bij beschikking de verzoeken van de man in incidenteel appel af te wijzen.
Verdeling huwelijksgemeenschap
5. Het hof stelt allereerst vast dat voor wat betreft de door de rechtbank vastgestelde verdeling van de gemeenschap de volgende onderdelen nog in geschil zijn:
- de waarde van de inboedel;
- de omvang/waarde van het ondernemingsvermogen van de onderneming [onderneming]; en
- de waarde van de vordering van partijen op de moeder van de vrouw.
Daarnaast zijn er tussen partijen nog de hierna te bespreken afwikkelingsgeschilpunten.
Inboedel
6. Het hof overweegt als volgt. De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de door de rechtbank vastgestelde waarde van de inboedel. Volgens de vrouw is het hoogste bod dat zij heeft gekregen op marktplaats met betrekking tot de inboedel € 400,-. Door de man is weliswaar gesteld dat de inboedel veel meer waard is, maar het hof kan op basis van de gewisselde stukken de waarde niet vaststellen. Nu het hof hiertoe niet in staat is, zal het hof bepalen dat partijen dienen over te gaan tot verdeling van de inboedel bij helfte. Dit leidt in zoverre tot vernietiging van de bestreden beschikking.
Ondernemingsvermogen [onderneming]
7. Ter zitting is gebleken dat de man naast zijn werkzaamheden in dienstverband een eenmanszaak exploiteerde. Zoals het hof ter zitting heeft aangegeven vormt de “eenmanszaak” geen afgescheiden vermogen. De activa van de eenmanszaak vallen in de voormalige huwelijksgoederengemeenschap van partijen. De schulden met betrekking tot de eenmanszaak zijn gemeenschapsschulden. Ter zitting is komen vast te staan dat de bestanddelen die tot het ondernemingsvermogen van de onderneming Vosamin behoren de voorraad is, zijnde de cartridges, alsmede de bestelbus Nissan. Voorts is – als onweersproken - vast komen te staan dat de voorraad is verkocht voor € 3.000,-. Het is het hof niet gebleken, althans de vrouw heeft dit naar het oordeel van het hof niet aannemelijk gemaakt, dat de waarde van de voorraad op een hoger bedrag is gelegen. Het hof zal dan ook de waarde van de voorraad vaststellen op € 3.000,- en, evenals de rechtbank, bepalen dat deze opbrengst bij helfte dient te worden verdeeld.
8. Het hof is niet in staat de waarde van de bestelbus Nissan vast te stellen. Het hof zal dan ook bepalen dat partijen de bestelbus dienen te verkopen en dat de opbrengst bij helfte dient te worden verdeeld.
De vordering van partijen op de moeder van de vrouw
9. Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat onvoldoende is aangetoond dat partijen de eigendom van een woning te Marokko hebben. Zelfs de plaats waar de woning is gelegen is onbekend.
10. In punt 43 heeft de man gesteld dat als niet bewezen wordt dat er een huis in Marokko is, het naar de moeder overgeboekte bedrag van € 37.000,- in de verdeling dient te worden betrokken. De vrouw heeft gesteld dat de man zonder haar toestemming en zonder kennisgeving het bedrag aan haar moeder heeft overgeboekt. Het hof overweegt als volgt. Op basis van de stellingen van partijen kan het hof niet vaststellen of partijen een vordering hebben op de moeder van de vrouw. Indien er een vordering van partijen is op de moeder van de vrouw dan acht het hof het redelijk en billijk dat de vordering aan de man wordt toegedeeld, aangezien hij het bedrag aan de moeder van de vrouw heeft overgeboekt, onder gehoudenheid om de helft van de betalingen die hij ontvangt te verrekenen met de vrouw.
De schuld aan [naam] B.V.
10. Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft bepaald dat ieder der partijen de verplichting heeft om voor zijn/haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen de helft van de factuur van [naam] B.V. tot een bedrag van € 612,60. Indien een schuld is ontstaan ten tijde van het bestaan van de huwelijksgoederengemeenschap is de hoofdregel dat beide echtgenoten draagplichtig zijn voor de gemeenschapsschuld. Slechts onder zeer bijzondere omstandigheden kan op grond van de redelijkheid en billijkheid hiervan worden afgeweken. In onderhavige zaak is niet gebleken van dergelijke bijzondere omstandigheden. De stelling van de vrouw dat de vordering verbonden is aan de onderneming en door de onderneming voldaan dient te worden, treft geen doel. Een onderneming is geen goed als zodanig en is geen rechtspersoon die verplichtingen kan aangaan. Het is de man die in zijn hoedanigheid van echtgenoot/ondernemer een schuld is aangegaan, welke schuld een gemeenschapsschuld is.
Gebruiksvergoeding
11. Het hof stelt vast dat beide partijen in beginsel ieder voor de helft draagplichtig zijn ter zake de lasten van de voormalig echtelijke woning. Ter zitting is echter gebleken dat bij de berekening van de draagkracht van de man in het kader van de alimentatie met de volledige woonlasten rekening is gehouden, waardoor de man minder draagkracht heeft. Gelet hierop acht het hof het niet redelijk en billijk dat de vrouw nog eens de helft van deze lasten of anderszins een gebruiksvergoeding betaalt. Het hof zal het verzoek van de man daartoe dan ook afwijzen.
Kosten auto en latente belastingschuld
12. Het hof stelt vast dat de vrouw de bestelbus Nissan heeft gebruikt toen de gemeenschap nog niet ontbonden was. De in die periode gemaakte kosten ten behoeve van de bestelbus komen ten laste van de gemeenschap. Het hof is dan ook van oordeel dat de vrouw de kosten voor de auto die de man stelt voor haar te hebben betaald niet aan de man dient te vergoeden. Het verzoek van de man daartoe zal dan ook worden afgewezen.
13. Het hof kan de door de man gestelde latente belastingschuld niet vaststellen wegens ontoereikende gegevens. Het verzoek van de man deze latente belastingschuld bij de verdeling van de opbrengst van de bestelbus te betrekken, zal het hof eveneens afwijzen.
Autosleutels bestelbus Nissan
14. De vrouw heeft, onweersproken, ter zitting gesteld dat zij de autosleutels niet heeft. Het verzoek van de man dat het hof de vrouw dient te veroordelen tot afgifte van de twee originele autosleutels, dit op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat de vrouw in gebreke blijft deze sleutels aan de man af te geven, zal het hof dan ook afwijzen.
De door de man in hoger beroep verzochte machtiging ex artikel 3:174 BW tot het te gelde maken van de kapitaal- en lijfrenteverzekeringen en het saldo op de bankrekening van partijen bij de HSBC bank te Hong Kong
15. Ingevolge artikel 3:174 lid 1 eerste zin BW kan de rechter die ter zake van een vordering tot verdeling bevoegd zou zijn of voor wie een zodanige vordering reeds aanhangig is een deelgenoot op diens verzoek ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld of om andere gewichtige redenen machtigen tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed.
16. De man heeft zich niet op het standpunt gesteld, dat partijen ter zake van de onderhavige gemeenschapsgoederen niet tot een verdeling zijn geraakt. Uit het bestreden vonnis blijkt ook dat partijen ter zake tot overeenstemming zijn geraakt. De man wenst enkel dat de aan de vrouw toekomende helft van de afkoopsommen en het saldo tevens zal worden aangewend voor de betaling van de restschuld met betrekking tot de woning. Voor een machtiging als door de man verzocht, is dan ook geen plaats. Voorts is het hof niet gebleken dat de opbrengst van de verzekeringen en het saldo op de bankrekening ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld dient te worden aangewend, waarvoor ieder van partijen overigens voor de helft draagplichtig zou zijn. Voor zover de man meer dan zijn aandeel betaalt, heeft hij regres jegens de vrouw.
Dwangsom
17. Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden een dwangsom heeft verbonden aan de bepaling dat de beschikking de voor de verkoop en eigendomsoverdracht noodzakelijke wilsverklaring van de vrouw zal vervangen. Het hof neemt deze gronden over en maakt deze tot de zijne. Hetgeen de vrouw in hoger beroep nog heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Overigens ondervindt de vrouw geen negatieve gevolgen van de oplegging van de dwangsom indien zij haar medewerking blijft verlenen aan de verkoop van de woning.
De bepaling van de rechtbank dat de bestreden beschikking in de plaats komt van de door de rechtbank op pagina 3 van haar beschikking genoemde drietal punten.
18. Voorts is het hof van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft overwogen dat de beschikking in plaats komt van:
- de voor de verkoop en eigendomsoverdracht noodzakelijke wilsverklaring van de vrouw ter zake de verkoop van de woning aan de [adres] te [woonplaats] indien de vrouw mocht weigeren haar medewerking te verlenen aan de verkoop van deze woning;
- de medewerking van de vrouw aan de verhuur van de woning aan de [adres] te [woonplaats] indien de vrouw mocht weigeren haar medewerking te verlenen aan het verhuren van deze woning en
- de voor de verkoop en eigendomsoverdracht noodzakelijke wilsverklaring van de vrouw ter zake de verkoop van de grond in Marokko indien de vrouw mocht weigeren haar medewerking te verlenen aan de verkoop van deze grond.
Ook deze gronden neemt het hof over en maakt deze tot de zijne. Het hof verbindt op de voet van artikel 3:300 BW aan het door de man gebruik maken van deze mogelijkheden van reële executie wel de voorwaarden dat de verkoopprijs van de voormelde woning te [woonplaats] moet worden bepaald door een te goeder naam en faam bekend staande NVM-makelaar in of nabij [woonplaats], die deze verkoopprijs (en vraagprijs) marktconform zal bepalen. Hetzelfde geldt voor de huurprijs, terwijl de verkoop van de tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behorende grond in Marokko met inachtneming van vergelijkbare voorwaarden dient te geschieden.
19. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking waar het de verdeling van de inboedelgoederen betreft en vult deze aan met de verdeling van het overgeslagen goed, te weten de vordering op de moeder van de vrouw, en in zoverre opnieuw beschikkende:
veroordeelt partijen over te gaan tot verdeling van de inboedelgoederen bij helfte;
stelt de verdeling van de meervermelde vordering op de moeder van de vrouw vast aldus dat deze wordt toegedeeld aan de man onder de verplichting de helft daarvan bij ontvangst van betaling de helft daarvan te betalen aan de vrouw;
verbindt aan de man gegeven bevoegdheden tot reële executie de voorwaarden als hiervoor onder 18 omschreven
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Labohm en Ydema, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2012.