ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0310

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-12/00101
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vergoeding van proceskosten in belastingzaak na vernietiging aanslagen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 november 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 september 2011. De zaak betreft twee aanslagen in de precariobelasting van de gemeente Rotterdam voor het jaar 2009. De rechtbank had vastgesteld dat de Inspecteur had aangekondigd de aanslagen te zullen vernietigen, maar had verzuimd te beslissen over de aanslagen zelf. Hierdoor was het hoger beroep gegrond.

Het Hof oordeelde dat in zowel beroep als hoger beroep de rechtbank of het hof een partij kan veroordelen in de kosten die de andere partij redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) biedt richtlijnen voor de vergoeding van proceskosten, maar in bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Het Hof stelde vast dat de Inspecteur een onjuiste beslissing had genomen door de aanslagen te handhaven, ondanks dat belanghebbende had aangegeven de onroerende zaak te hebben verkocht.

De Inspecteur had de stelling van belanghebbende niet onderzocht en had zich beperkt tot het controleren van gegevens die niet relevant waren voor de beoordeling van de aanslagen. Dit leidde tot de conclusie dat het handhaven van de aanslagen onzorgvuldig was en dat een integrale vergoeding van de proceskosten gerechtvaardigd was. Belanghebbende had een specificatie van de proceskosten ingediend ter hoogte van € 3.817,50, welke door de Inspecteur niet was bestreden. Het Hof heeft deze vergoeding toegewezen, evenals de griffierechten die door belanghebbende waren betaald voor de behandeling in zowel de rechtbank als het hoger beroep.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De beslissing van het Hof vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en de aanslagen, en veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-12/00101
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer d.d. 28 november 2012
in het geding tussen:
[X] te [Z], hierna: belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, hierna: de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 september 2011, nummer AWB 11/1291 PREGW-T2, betreffende twee hem voor het jaar 2009 opgelegde aanslagen in de precariobelasting van de gemeente Rotterdam.
Een mondelinge behandeling van de zaak heeft niet plaatsgehad. Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend een zitting achterwege te laten.
Beslissing
– vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;
– vernietigt de aanslagen;
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 3.817,50, onder aanwijzing van de gemeente Rotterdam als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
– gelast de Inspecteur het betaalde griffierecht van € 153 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Inspecteur heeft aangekondigd de aanslagen te zullen vernietigen. Zij heeft vervolgens geoordeeld dat slechts de hoogte van de te vergoeden proceskosten nog in geschil is en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten, doch verzuimd te beslissen omtrent de aanslagen. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond.
2. In beroep en in hoger beroep kan de rechtbank onderscheidenlijk het hof een partij veroordelen in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het bezwaar of het (hoger) beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. In het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) zijn nadere regels gesteld, waarin een normering van de proceskosten is gegeven door verwijzing naar forfaitaire bedragen in de bijlage bij het Bpb. Hiervan kan worden afgeweken in bijzondere omstandigheden. Een bijzondere omstandigheid die toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Bpb kan rechtvaardigen, is aanwezig in een geval waarin het bestuursorgaan een onjuiste beslissing tegen beter weten in neemt of handhaaft.
3. Met de situatie waarin het bestuursorgaan een onjuiste beslissing tegen beter weten in neemt of handhaaft, moet die worden gelijkgesteld waarin het bestuursorgaan door een eigen aanzienlijke onzorgvuldigheid niet beter wist, maar wel beter had kunnen weten.
4. In het onderhavige geval heeft belanghebbende aan de Inspecteur laten weten dat hij de onroerende zaak waarop de aanslagen betrekking hadden in het jaar voor het belastingtijdvak aan een derde had verkocht. Die mededeling kan in dit verband redelijkerwijs niet anders worden opgevat dan te zijn bedoeld als de stelling dat belanghebbende de onroerende zaak niet langer in eigendom had en dat de voorwerpen die zich bij of onder die onroerende zaak onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond bevonden, niet meer door hem werden gehouden.
5. De Inspecteur heeft die stelling niet op haar juistheid onderzocht – bijvoorbeeld door bij het Kadaster inlichtingen in te winnen omtrent de eigendomssituatie, of door belanghebbende om bewijs van zijn stelling te vragen – doch zich ertoe beperkt de gegevens te controleren die aan de aanslag ten grondslag lagen, de tenaamstelling van de vergunning, waarop de stelling van belanghebbende nu juist geen betrekking had en waarvan de juistheid niet doorslaggevend was om te kunnen beoordelen of de aanslagen terecht aan belanghebbende waren opgelegd. Aldus heeft de Inspecteur zich in een positie gebracht waarin hij onwetend bleef omtrent de juistheid van de aanslagen, terwijl hij bij de redelijkerwijs van hem te verlangen zorgvuldigheid beter had geweten.
6. Onder deze omstandigheden acht het Hof het handhaven van de onjuiste aanslagen dermate onzorgvuldig dat integrale vergoeding van proceskosten gerechtvaardigd is.
7. Belanghebbende stelt dat de integrale proceskosten van het beroep en het hoger beroep in totaal € 3.817,50 bedragen en heeft daarvan een specificatie in het geding gebracht. De Inspecteur heeft de juistheid van dat bedrag niet bestreden, anders dan met de stelling dat de proceskosten forfaitair bepaald dienen te worden. De door belanghebbende verzochte vergoeding is derhalve tot evenvermeld bedrag voor toewijzing vatbaar.
8. Belanghebbende heeft geen verzoek tot vergoeding van de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase gedaan voordat op het bezwaar was beslist. Derhalve is toekenning van proceskosten voor die fase niet mogelijk.
9. Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling voor de rechtbank gestorte griffierecht van € 41, alsmede het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 112 te worden vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 28 november 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.