GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 19 december 2012
Zaaknummer : 200.102.434/01
Rekestnummer rechtbank : FA11-954
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.C. Carli-Lodder te ‘s-Gravenhage,
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. W.H. Klein Meuleman te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 21 februari 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 22 november 2011 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De vrouw heeft op 1 mei 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 14 september 2012 een brief van dezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van de vrouw:
- op 12 september 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 27 september 2012 mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten.
De man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking zijn de door de man verzochte wijziging van de door hem betaalde en nog te betalen onderhoudsbijdrage aan de vrouw, alsmede de door de man verzochte door de vrouw aan hem te betalen onderhoudsbijdrage, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de door de man aan de vrouw te betalen uitkering in haar levensonderhoud, alsmede de door de vrouw aan de man te betalen uitkering in zijn levensonderhoud.
2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
I. De door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie, zoals bepaald bij beschikking van de rechtbank 11 december 2007 en bekrachtigd door het hof bij beschikking van 18 februari 2009 te wijzigen en te bepalen op nihil met ingang van 18 augustus 2010, dan wel 1 november 2010, althans de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift, dan wel met ingang van 1 maart 2012 of een nadere door het hof te bepalen datum, doch in elk geval te verlagen tot een door het hof in goede justitie te bepalen bijdrage met ingang van een door het hof nader te bepalen datum;
II. De door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie met terugwerkende kracht, tot een door het hof in redelijkheid te bepalen datum, te verlagen tot een nader te bepalen bedrag dat in overeenstemming zal zijn met de wettelijke normen en maatstaven;
III. Te bepalen dat de vrouw aan de man een nog nader door het hof in goede justitie te bepalen partneralimentatie dient te betalen, met ingang van 1 november 2010, althans een datum welke het hof in redelijkheid zal menen te bepalen;
IV. De vrouw te gelasten om hetgeen zij als gevolg van de beschikking van het hof mogelijkerwijs meer heeft ontvangen aan alimentatie dan waartoe zij gerechtigd is, aan de man terug te betalen;
V. Met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure(s).
3. De vrouw bestrijdt het beroep van de man en verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, de verzoeken van de man af te wijzen en de partneralimentatie te wijzigen op grond van gewijzigde omstandigheden zoals deze zijn benoemd in punt 25 van het verweerschrift.
Wijziging van omstandigheden
4. Het hof stelt allereerst vast dat tussen partijen niet meer in geschil is dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. Deze wijziging van omstandigheden is gelegen in de beëindiging van het dienstverband van de man bij [werkgever] en het feit dat hij met ingang van 1 november 2010 een WW-uitkering ontvangt. Het hof zal, gelet op de standpunten van partijen in hoger beroep, beoordelen of de bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van
11 december 2007 vastgestelde partneralimentatie, bekrachtigd bij beschikking van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 18 februari 2009, nog steeds voldoet aan de wettelijke maatstaven.
5. Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de wijze van vaststelling van de behoefte van de vrouw. Zij zijn overeengekomen dat de behoefte van de vrouw aan de hand van een behoeftelijst moet worden vastgesteld.
6. De vrouw heeft haar behoefte gespecificeerd in een behoeftelijst (punt 4 verweerschrift in eerste aanleg) waaruit een bepaalde behoefte volgt. Gebleken is dat ingaande juli 2012 de door de vrouw te betalen hypotheekrente € 727,- bruto per maand bedraagt ( € 422,- netto) in plaats van € 1633,- bruto (€ 947,- netto) per maand. Het hof acht het redelijk om ingaande 1 juli 2012 een knip in de behoefte te maken.
7. Het hof zal geen rekening houden met de door de vrouw in haar behoeftelijst opgevoerde kosten voor de kinderen, te weten de bijdragen voor de zoon [X] en de zoon [Y], die beiden meerderjarig zijn, nu dergelijke kosten niet in de behoeftelijst van de vrouw thuis horen. Voor wat betreft de post ‘zorgverzekering’ acht het hof het redelijk om daarvoor een bedrag van € 150,- in de behoeftelijst op te nemen in plaats van de door de vrouw vermelde € 310,-.
8. Ter zitting is vast komen te staan dat de behoeftelijst niet compleet is. Zo is er bijvoorbeeld geen post opgenomen voor kleding en voeding. Het hof acht het redelijk om rekening te houden met een bedrag van € 500,- netto per maand voor dergelijke kosten.
9. Het hof acht de overige door de vrouw opgevoerde posten bij haar behoefteberekening niet onredelijk. Tegen deze posten is door de man ook geen bezwaar opgeworpen. Met inachtneming van het vorenstaande stelt het hof de behoefte van de vrouw tot 1 juli 2012 vast op € 2.095,- netto per maand en daarna op € 1.453,- netto per maand.
10. Het hof is van oordeel dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat aan de zijde van de vrouw geen sprake meer is van een huwelijksgerelateerde behoefte. Het hof zal aan dit standpunt van de man, als zijnde onvoldoende onderbouwd, dan ook voorbij gaan. Niet is gebleken dat geen sprake meer is van een band met het huwelijk en dat de vrouw een eigen mate van welstand heeft opgebouwd waaraan haar behoefte gerelateerd zou dienen te worden.
Aanvullende behoefte vrouw
11. Niet in geschil is dat het netto besteedbaar inkomen van de vrouw tot 1 januari 2012 € 2.546,- per maand bedroeg, zoals door de rechtbank ook in de bestreden beschikking is vastgesteld. Voorts is niet in geschil dat de vrouw vanaf 1 januari 2012 een hoger inkomen is gaan genieten en dat zij ingaande 1 maart 2012 een deel van het pensioen van de man krijgt uitgekeerd.
12. Gelet op de behoefte van de vrouw en haar besteedbaar inkomen, heeft de vrouw geen behoefte aan een aanvullende bijdrage van de man. Het hof zal de door de man te betalen bijdrage vanaf 3 februari 2011, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg, op nihil stellen. Dit leidt tot vernietiging van de bestreden beschikking.
13. Gelet op het voorgaande behoeven de grieven van de man aangaande zijn draagkracht en matiging van de partneralimentatie geen bespreking meer.
14. De man stelt dat indien de wijziging van de alimentatie een terugbetalingsverplichting van de vrouw tot gevolg zou hebben de vrouw daartoe in staat is, nu zij blijkens haar aangifte Inkomstenbelasting over vermogen beschikt.
15. Aangezien het hof het aannemelijk acht dat de vrouw - die afwijzing van ook dit verzoek van de man heeft verzocht - de door haar van de man eventueel teveel ontvangen alimentatie heeft geconsumeerd, zal het hof de vrouw niet veroordelen tot terugbetaling daarvan.
Partneralimentatie ten behoeve van de man
16. De man heeft zijn verzoek om partneralimentatie naar het oordeel van het hof niet, dan wel onvoldoende, onderbouwd. Het hof zal het verzoek van de man dan ook afwijzen. Overigens is het de vrije keus van de man geweest zijn inkomen niet aan te vullen. Dit maakt echter nog niet dat hij behoefte aan partneralimentatie heeft.
17. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 18 februari 2009 van het hof ‘s-Gravenhage - de uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw ten laste van de man, met ingang van 3 februari 2011 op nihil;
bepaalt dat de vrouw de eventueel teveel door de man aan haar betaalde partneralimentatie niet aan hem hoeft terug te betalen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van de Poll, Stollenwerck en Mollema, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2012.