ECLI:NL:GHSGR:2012:BY9726

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003310-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en exploitatie van minderjarige meisjes in escort- en prostitutiewerkzaamheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor mensenhandel. De verdachte, geboren in 1987, heeft samen met medeverdachten in de periode van augustus 2009 tot en met augustus 2010 twee minderjarige meisjes, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], die net zestien jaar oud waren, geëxploiteerd door hen te dwingen tot escort- en prostitutiewerkzaamheden. De meisjes werden benaderd door medeverdachte [medeverdachte 2], die hen drugs aanbood en hen overhaalde om in de prostitutie te werken. De verdachte heeft geprofiteerd van de opbrengsten van de werkzaamheden van de meisjes en hen onder druk gezet om een groot deel van hun verdiensten aan hem en zijn medeverdachten af te staan. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige schendingen van de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, die blijvende psychische schade hebben opgelopen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding van € 2.500,00 betalen aan elk van de slachtoffers. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en rekende het de verdachte zwaar aan dat hij zijn persoonlijke winstbejag boven de belangen van de kwetsbare meisjes stelde. De uitspraak is gedaan in het kader van de meerdaadse samenloop van mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003310-11
Parketnummer: 10-750132-10
Datum uitspraak: 13 november 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 juni 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1987,
[gba-adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond - Rotterdam Noordsingel Penitentiaire Inrichting Administratief te Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 oktober 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest. Voorts is ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en
[benadeelde partij 2] en de schadevergoedingsmaatregel beslist als in het vonnis waarvan beroep vermeld.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 april 2009 tot en met 25 augustus 2010 te Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Arnhem, althans in Nederland,
meermalen, althans éénmaal, (telkens),
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(een) ander(en), genaamd [benadeelde partij 2] (geboren [geboortejaar] 1993) en/of [benadeelde partij 1] (geboren [geboortejaar] 1993), ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en), met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1],
enige handeling(en), heeft ondernomen, welke handelingen bestonden uit het
- (laten) plaatsen van één of meer afbeelding(en) van (een) perso(o)n(en) (als ware het afbeelding(en) van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1]) op het internet en/of als ware die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] meerderjarig en/of beschikbaar voor prostitutiewerkzaamheden (teneinde klanten te werven voor de prostitutie) en/of
- (daarbij) (daartoe) die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] voorzien van instructies betreffende de werkwijze en/of te rekenen tarieven en/of
- (telefonisch) onderhouden van contacten met en/of regelen van klanten voor die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of
- begeleiden van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] van en/of naar klanten en/of naar plaatsen voor het verrichten van die seksuele handeling(en) en/of
- die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] mededelen dat zij tegen klanten moest zeggen dat ze 18 jaar oud, in elk geval meerderjarig was en/of
- ter beschikking stellen en/of toedienen van verdovende middelen aan die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1](voorafgaand aan en/of tijdens het verrichten van seksuele handelingen) en/of
- aannemen en/of behouden van (een deel van) de betalingen en/of verdiensten van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of
- (laten) onderbrengen en/of onderhouden van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1];
(in elk geval) (telkens) handelingen waarvan zij en/of haar mededader(s) wist/wisten of redelijkerwijs moest/moesten vermoeden dat die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die handeling(en),
terwijl die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 19 april 2009 tot en met 25 augustus 2010 te Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Arnhem, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens),
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit één of meer seksuele handeling(en) van [benadeelde partij 2] (geboren [geboortejaar] 1993) en/of [benadeelde partij 1] (geboren [geboortejaar] 1993), met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, immers heeft hij, verdachte en of één of meer van zijn mededader(s) (telkens) (een deel van) de verdiensten van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] uit prostitutiewerkzaamheden ontvangen en/of zich toegeëigend;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Partiële vrijspraak
Het hof zal de verdachte vrijspreken van de handelingen als omschreven achter het zevende gedachtestreepje van het hem ten laste gelegde nu het hof van oordeel is dat de daar beschreven handeling de beide aangevers niet heeft gebracht tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 25 augustus 2010 te Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam
Meermalen telkens,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
anderen, genaamd [benadeelde partij 2] (geboren 04 maart 1993) en [benadeelde partij 1] (geboren 06 augustus 1993), ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling,en wel ten aanzien van die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1],
enige handelingen, heeft ondernomen, welke handelingen bestonden uit het
- plaatsen van afbeeldingen van die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] op het internet en/of als ware die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] meerderjarig en beschikbaar voor prostitutiewerkzaamheden teneinde klanten te werven voor de prostitutie en
- daartoe die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] voorzien van instructies betreffende de te rekenen tarieven en
- (telefonisch) onderhouden van contacten met en/of regelen van klanten voor die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en
- begeleiden van die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] van en/of naar klanten en naar plaatsen voor het verrichten van die seksuele handelingen en
- die [benadeelde partij 2] mededelen dat zij tegen klanten moest zeggen dat ze 18 jaar oud, in elk geval meerderjarig was en
- ter beschikking stellen van verdovende middelen aan die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1](voorafgaand aan het verrichten van seksuele handelingen) en
- (laten) onderbrengen van die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1];
terwijl die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt;
en
hij in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 25 augustus 2010 te Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam meermalen, (telkens),
tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [benadeelde partij 2] (geboren [geboortejaar] 1993) en [benadeelde partij 1] (geboren [geboortejaar] 1993), met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, immers heeft hij, verdachte en één of meer van zijn mededader(s) (telkens) (een deel van) de verdiensten van die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] uit prostitutiewerkzaamheden ontvangen en zich toegeëigend;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
De meerdaadse samenloop van mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achtenveertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest en met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door Stichting Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt het volgen van een Cognitieve Vaardigheidstraining (CoVa), zolang deze instelling zulks nodig acht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van augustus 2009 tot en met augustus 2010 schuldig gemaakt aan mensenhandel door in deze periode twee meisjes, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , die destijds net zestien jaar oud waren, te exploiteren door hen over te halen escort- en prostitutiewerkzaamheden te verrichten. De verdachte heeft tevens geprofiteerd van de opbrengsten uit de escort- en prostitutiewerkzaamheden van beide meisjes.
De beide meisjes zijn door medeverdachte [medeverdachte 2], partner van de verdachte, benaderd. In de woning van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] kregen beide meisjes drugs aangeboden en heeft [medeverdachte 2] hen overgehaald in de prostitutie te werken. Vervolgens is een vriend van de verdachte uitgenodigd die in deze woning beide meisjes heeft getest op hun geschiktheid voor escort- en prostitutiewerkzaamheden door seksuele handelingen met hen te verrichten en daarover verslag uit te brengen. Hierna werden foto's van beide meisjes genomen en werden deze op diverse internetsites geplaatst, met als doel klanten voor de meisjes te werven. Beide meisjes zijn kort hierna begonnen met escort- en prostitutiewerkzaamheden. Het geld dat zij daarmee verdienden moesten zij (grotendeels) afstaan aan de verdachte en haar medeverdachten. Tevens werd van de meisjes verwacht dat zij een deel van hun verdiensten zouden afdragen voor de kamerhuur en de aan hun verstrekte drugs.
Mensenhandel is een zeer vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting. De lichamelijk en geestelijke integriteit van mensen wordt totaal ondergeschikt gemaakt aan het geldelijk gewin. In hoeverre de slachtoffers aanvankelijk vrijwillig wilden kennismaken met escort- en prostitutiewerkzaamheden, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, is voor de strafwaardigheid van het gedrag van de verdachte niet van belang.
Door deel te nemen aan deze feiten heeft de verdachte de slachtoffers ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke integriteit toegebracht en gehandeld om hier zelf financieel beter van te worden.
Van de bewezenverklaarde feiten is algemeen bekend dat de slachtoffers daarvan gedurende lange tijd daarna de psychisch nadelige gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben beiden aangegeven nog veel last te ondervinden van wat hen is overkomen. Bij [benadeelde partij 1] is voorts een posttraumatische stresstoornis geconstateerd. Zij is hiervoor onder behandeling bij een psychotherapeut1.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 oktober 2012, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder geweldsmisdrijven. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft kennis genomen van het Reclasseringsadvies d.d. 29 november 2010 dat in deze zaak over de verdachte is uitgebracht. Het vermeldt een laag gemiddeld gevaar voor recidive en adviseert een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde het volgen van een Cognitieve vaardigheidstraining.
Tegenover het hof heeft de verdachte verklaard dat hij voornoemde training al tijdens zijn detentie heeft gevolgd.
Bij het bepalen van de duur van de straf heeft het hof gekeken naar de wettelijk maximale gevangenisstraf voor mensenhandel, welke acht jaar bedraagt en voorts acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten die met het onderhavige geval vergelijkbaar zijn, alsmede op aspecten van vergelding en speciale en generale preventie.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij, uit persoonlijk winstbejag, twee minderjarige meisjes heeft uitgebuit en misbruik heeft gemaakt van hun kwetsbaarheid die voortkwam uit hun jonge leeftijd en hun persoonlijke situaties. Beide meisjes hebben verklaard dat zij bang waren voor de verdachte. De verdachte was zich van deze mogelijkheid bewust en was ook op de hoogte van het feit dat beide meisjes minderjarig waren, althans hij had dit kunnen weten nu beide meisjes schoolgenoten van zijn partner waren die zelf immers een groot deel van de bewezenverklaarde periode minderjarig was. Hij heeft hen desondanks vanuit zijn woning escort- en prostitutiewerkzaamheden laten verrichten, veelal zonder bescherming van een condoom en onder invloed van verdovende middelen.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij deze werkzaamheden niet enkel heeft gefaciliteerd maar hier ook aan heeft verdiend. Beide meisjes moesten immers een (groot) deel van haar verdiensten aan hem en aan zijn medeverdachte [medeverdachte 2] afstaan.
In het nadeel van de verdachte heeft het hof tevens acht geslagen op het feit dat hij geen inzicht heeft getoond in het verwerpelijke van zijn handelwijze.
Gelet op de ernst van deze bewezenverklaarde feiten, op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten die met het onderhavige geval vergelijkbaar zijn en het aandeel van de verdachte in de bewezenverklaarde feiten, acht het hof een vrijheidsbenemende straf, zoals deze in eerste aanleg is bepaald, gerechtvaardigd. Het hof ziet geen aanleiding om overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal een hogere straf op te leggen.
Het hof is derhalve - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 5.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 5.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is in de vordering. Deze vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met de mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en haar mededaders onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.500,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 5.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 5.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.500, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is in de vordering. Deze vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededader [medeverdachte 2] heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaald is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededader onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 36f, 47, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader (A.K. [medeverdachte 2]) van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. A.L.J. van Strien en mr. A.J.M. Kaptein, in bijzijn van de griffier mr. M. ter Riet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 november 2012.
1 Faxbrief van mr. R. Besemer d.d. 15 juni 2011