ECLI:NL:GHSGR:2012:BY8976

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-04/02511
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen navorderingsaanslagen en beschikkingen inzake heffingsrente door belanghebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 mei 2012 uitspraak gedaan in een beroep van mevrouw [X] te [Z] tegen de uitspraken van de directeur van de Belastingdienst Holland-Midden. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen verschillende navorderingsaanslagen en beschikkingen inzake heffingsrente, die door de Inspecteur waren opgelegd. Tijdens de zitting op 10 juni 2011 heeft de Inspecteur verklaard dat er twijfel was gerezen over de identificatie van de belanghebbende als houder van de KBL-rekening. Hij heeft aangegeven dat hij op 16 mei 2011 de belanghebbende had bericht dat hij volledig aan haar bezwaren tegemoet zou komen, en dat de navorderingsaanslagen op nihil zouden worden gesteld. Dit werd later schriftelijk bevestigd in een brief van 31 mei 2011.

Het Hof heeft de bezwaren van de belanghebbende tegen de navorderingsaanslagen en beschikkingen beoordeeld. De brieven van de belanghebbende die na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn ingekomen, zijn niet tot de gedingstukken gerekend, omdat er geen nieuwe argumenten in werden aangevoerd. Het Hof heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de Inspecteur zijn vernietigd.

Daarnaast heeft het Hof de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende vastgesteld op € 2.254, en het griffierecht van € 37 dient door de Inspecteur aan de belanghebbende te worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
nummer BK-04/02511
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van 25 mei 2012
op het beroep van mevrouw [X] te [Z], belanghebbende, tegen de uitspraken van de directeur van de Belastingdienst Holland-Midden (kantoor [P]), de Inspecteur, betreffende na te noemen navorderingsaanslagen en beschikkingen.
Navorderingsaanslagen, beschikkingen en bezwaar
1.1. Aan belanghebbende zijn op basis van het saldo op 31 januari 1994 van rekeningnummer [xxxxxx] ten name van ”[Voornaam] [Achternaam]”, aangehouden bij de Kredietbank S.A. Luxembourgeoise te Luxemburg (KBL) de navolgende aanslagen en beschikkingen opgelegd:
- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1991 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1992 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1993 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1994 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1995 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1996 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1997 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1998 bestaande uit bedragen aan belasting, aan bij beschikking opgelegde boete van 100 percent en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1999 bestaande uit bedragen aan belasting, aan bij beschikking opgelegde boete van 100 percent en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2000 bestaande uit bedragen aan belasting, aan bij beschikking opgelegde boete van 100 percent en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1992 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1993 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1994 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1995 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1996 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1997 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1998 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan geen kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente;
- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1999 bestaande uit bedragen aan belasting, aan bij beschikking opgelegde boete van 100 percent en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente; en
- een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 2000 bestaande uit bedragen aan belasting, aan bij beschikking opgelegde boete van 100 percent en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente.
1.2. De tegen de navorderingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen inzake de heffingsrente gerichte bezwaren zijn bij de bestreden uitspraken afgewezen.
Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 37 is geheven.
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 10 juni 2011, gehouden te ’s-Gravenhage. Partijen zijn verschenen.
2.4. De brieven van belanghebbende van 12 juli 2011 en van 5 januari 2012 rekent het Hof niet tot de gedingstukken. De brieven zijn na sluiting van het onderzoek ter zitting ingekomen. Voorts ziet het Hof, nu met de brieven niets is aangevoerd dat niet eerder had kunnen worden aangevoerd en overigens niet is gebleken dat het onderzoek in zoverre niet volledig is geweest, geen reden het onderzoek te heropenen.
Beoordeling van het beroep
3.1. Ter zitting heeft de Inspecteur verklaard dat twijfel is gerezen over de identificatie van belanghebbende als houder van KBL-rekening [xxxxxx], dat hij op 16 mei 2011 belanghebbende heeft bericht om die reden volledig aan haar bezwaren tegemoet te komen, dat de navorderingsaanslagen op nihil worden gesteld en dat hij belanghebbende heeft verzocht haar beroep in te trekken. Bij zijn brief van 31 mei 2011 heeft de Inspecteur de verklaring schriftelijk bevestigd.
3.2. Dat voert het Hof tot de slotsom dat het beroep gegrond is. Bijgevolg moet worden beslist zoals hierna is vermeld.
Proceskosten en griffierecht
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt de kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 2.254 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep: 2,5 punt à € 322 x 2 (gewicht van de zaak), en in bezwaar: 2 punten à € 161 x 2 (gewicht van de zaak). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig. Voorts dient het griffierecht aan belanghebbende te worden vergoed.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur;
- vernietigt de kwijtscheldingsbesluiten;
- vernietigt de navorderingsaanslagen;
- vernietigt de boetebeschikkingen;
- vernietigt de beschikkingen heffingsrente;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 2.254; en
- gelast de Inspecteur het griffierecht van € 37 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 25 mei 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20.303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.