ECLI:NL:GHSGR:2012:BY3593

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.015.137/02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vordering tot zekerheidstelling in verzekeringszaak

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Gravenhage, betreft het een incidentiële vordering tot zekerheidstelling in een verzekeringszaak. De eiseres, Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (hierna: NN), heeft een vordering ingesteld tegen AA Tel B.V. in verband met schade die is ontstaan tijdens slijpwerkzaamheden uitgevoerd door AA Tel bij een verzekerde van NN. NN vordert een bedrag van € 114.079,60, vermeerderd met rente en kosten, van AA Tel, die in eerste instantie door de rechtbank Dordrecht een deel van de vordering heeft toegewezen, maar NN heeft de vordering tot zekerheidstelling ingediend, omdat zij vreesde dat AA Tel niet in staat zou zijn om te voldoen aan een eventuele veroordeling in hoger beroep.

Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 25 november 2008 en constateert dat AA Tel geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de incidentele vordering van NN. NN baseert haar vordering op artikel 235 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat stelt dat een rechter de voorwaarde kan verbinden dat zekerheid wordt gesteld indien de oorspronkelijke eiser in hoger beroep gaat. Het hof oordeelt echter dat NN niet het recht heeft om zekerheidstelling te vorderen, omdat deze vordering alleen kan worden ingesteld door de oorspronkelijk gedaagde.

Daarnaast overweegt het hof dat artikel 224 Rv, dat betrekking heeft op partijen zonder woonplaats in Nederland, niet van toepassing is, aangezien AA Tel in Nederland is gevestigd. Het hof concludeert dat NN's vordering tot zekerheidstelling moet worden afgewezen, en NN wordt veroordeeld in de kosten van het incident, die op nihil worden begroot. De zaak wordt vervolgens verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van AA Tel in het incidenteel appel.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.015.137/02
Rolnummer rechtbank : 70916/HA ZA 07-2421
arrest van 26 juni 2012
inzake
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres in het incident,
geïntimeerde tevens incidenteel appellante in de hoofdzaak,
hierna te noemen: NN,
advocaat: mr. A.H.M. van Noort te 's-Gravenhage,
tegen
AA Tel B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
verweerster in het incident,
appellante tevens incidenteel geïntimeerde in de hoofdzaak,
hierna te noemen: AA Tel,
advocaat: mr. M.A.D. Bol te Rotterdam.
Het geding
Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 25 november 2008 met zaaknummer 200.015.137/01, waarbij een comparitie van partijen is gelast. De comparitie is op 18 december 2008 gehouden. Bij memorie van grieven (met producties) heeft AA Tel drie grieven tegen het eindvonnis van de rechtbank Dordrecht van 28 mei 2008 gericht. Bij memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel tevens houdende incidentele vordering tot zekerheidsstelling ex artikel 235 Rv (met producties) heeft NN op de grieven gereageerd, harerzijds drie grieven tegen het vonnis gericht en een vordering tot zekerheidsstelling als bedoeld in artikel 235 Rv ingediend. AA Tel heeft vervolgens geen gebruik gemaakt van de haar verleende gelegenheid van antwoord in het incident te dienen.
Vervolgens heeft NN de stukken overgelegd en arrest gevraagd in het incident.
Beoordeling van de incidentele vordering
1. In deze zaak gaat het - voor zover hier van belang - om het volgende.
1.1 AA Tel heeft op aanwijzen van een verzekerde van NN in het kader van een renovatie bij die verzekerde slijpwerkzaamheden verricht. Als gevolg van deze werkzaamheden is brandschade ontstaan. In dit verband heeft NN in rechte een bedrag van € 114.079,60 te vermeerderen met rente en kosten van AA Tel gevorderd. De rechtbank heeft de vordering van NN in verband met “medeschuld” aan de zijde van haar verzekerde tot een bedrag van € 79.855,72, zijnde 70% van het gevorderde, toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd.
1.2 In het onderhavige incident vordert NN zekerheidstelling door AA Tel, alvorens verder te procederen, voor een bedrag van € 170.000,- waaruit de primaire vordering van NN, de daarover verschuldigde rente wettelijke rente en overige kosten kunnen worden voldaan.
2.1 NN baseert haar vordering op artikel 235 Rv. Dit artikel bepaalt dat ingeval een rechter in de vorige instantie zijn uitspraak uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard maar daaraan niet de voorwaarde heeft verbonden dat zekerheid wordt gesteld, indien tegen die uitspraak een rechtsmiddel is aangewend, de rechter bij wie de zaak aanhangig is, op daartoe strekkende incidentele vordering alsnog de voorwaarde kan verbinden dat zekerheid wordt gesteld.
2.2 Het hof overweegt als volgt. Met haar vordering miskent NN dat bedoelde vordering alléén kan worden ingesteld door de oorspronkelijk gedaagde c.q. schuldenaar/geëxecuteerde en niet door de oorspronkelijk eiser c.q. schuldeiser/executant. De zekerheidstelling is immers bedoeld voor het geval laatstgenoemde mogelijk niet in staat zal blijken om, indien hij in hoger beroep in het ongelijk wordt gesteld, te restitueren hetgeen de oorspronkelijk gedaagde in het kader van zijn veroordeling aan hem heeft voldaan. Aan NN komt mitsdien niet het recht toe om zekerheidstelling te vorderen.
2.3 Voor zover NN mede op grond van artikel 224 Rv een vordering heeft willen instellen tot het stellen van zekerheid door AA Tel voor de in hoger beroep te maken proceskosten, geldt dat dit artikel alleen ziet op een partij zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland, die bij een Nederlandse rechter een vordering wil instellen. Een dergelijke partij is op vordering van de wederpartij verplicht zekerheid te stellen voor de proceskosten en buitengerechtelijke kosten tot betaling waarvan hij veroordeeld kan worden. AA Tel is gevestigd in Nederland. Artikel 224 Rv is in deze zaak mitsdien niet van toepassing.
2.4 Ten slotte vermag het hof niet in te zien om welke reden AA Tel misbruik van procesrecht maakt door het bestreden vonnis aan het oordeel van het hof voor te leggen. De enkele omstandigheid dat AA Tel ingeval van bekrachtiging van het vonnis mogelijk geen verhaal zal bieden voor de aan de procedure verbonden kosten is in ieder geval onvoldoende om misbruik van procesrecht aan te nemen.
3. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat de incidentele vordering van NN dient te worden afgewezen. NN zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident, die, nu AA Tel geen verweer heeft gevoerd in het incident, begroot zullen worden op nihil.
Beslissing in het incident
Het hof:
- wijst de incidentele vordering van NN tot zekerheidstelling af;
- veroordeelt NN in de kosten van het incident tot op deze uitspaak aan de zijde van AA Tel begroot op nihil;
- verwijst de zaak naar de rol van 31 juli 2012 voor memorie van antwoord aan de zijde van AA Tel in het incidenteel appel.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.M.E. Arpeau, M.M. Olthof en J.W. van Rijkom en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2012 in aanwezigheid van de griffier.