ECLI:NL:GHSGR:2012:BY1995
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep na intrekking door verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1961 en thans gedetineerd in de P.I. Haaglanden, had eerder hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank van 25 mei 2012. Echter, op 20 augustus 2012 heeft de verdachte een formulier voor intrekking van het hoger beroep ondertekend, wat hij later als een vergissing beschouwde. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het hoger beroep, omdat de intrekking rechtsgeldig was. Het hof overwoog dat, hoewel de wet hierover zwijgt, in de rechtspraak is aangenomen dat een intrekking onder bijzondere omstandigheden als niet rechtsgeldig kan worden beschouwd. Het hof concludeerde echter dat de verdachte zich op het moment van intrekking bewust was van de gevolgen van zijn handelen en dat er geen sprake was van verschoonbare dwaling. De verdachte had de intrekking gedaan na een gesprek met een medegedetineerde, die hem had verteld dat hij in hoger beroep een hogere straf zou krijgen. Na overleg met zijn raadsvrouw kwam de verdachte tot de conclusie dat hij op onjuiste gronden had gehandeld. Het hof oordeelde dat de verstandelijke beperking van de verdachte op zichzelf niet voldoende was om verschoonbare dwaling aan te nemen. Uiteindelijk verklaarde het hof de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank in stand bleef.