PROMIS
Rolnummer: 22-004985-09
Parketnummer: 09-530023-09
Datum uitspraak: 8 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 september 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortjaar] 1970,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 19 oktober 2011, 2 april 2012 en 24 september 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot 9 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van
1 oktober 2007 tot 9 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan de [adres]) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op meerdere tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot 9 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, en/of Vlaardingen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door (telkens) de huur van bovengenoemd pand te betalen en/of (aldus) aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of ter beschikking te houden en/of met een auto afval van de hennepkwekerij af te voeren en/of bestrijdingsmiddelen naar dat pand te brengen;
2. primair
hij op of omstreeks 09 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 1121 hennepplanten en/of 27.860 hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 09 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig hebben/heeft gehad 1121 hennepplanten en/of 27.860 hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op meerdere tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 11 oktober 2007 tot en met 9 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, en/of Vlaardingen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door (telkens) de huur van bovengenoemd pand te betalen en/of (aldus) aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of ter beschikking te houden en/of met een auto afval van de hennepkwekerij af te voeren en/of bestrijdingsmiddelen naar dat pand te brengen;
3. primair
hij in of omstreeks periode van 1 oktober 2007 tot en met 9 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit pand [adres]) heeft weggenomen 105.068 kwh, in elk geval een (grote) hoeveelheid, elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3. subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van
1 oktober 2007 tot en met 9 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben/heeft weggenomen 105.068 kwh, in elk geval een (grote) hoeveelheid, elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 9 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, en/of Vlaardingen en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (telkens) de huur van bovengenoemd pand te betalen en/of (aldus) aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of ter beschikking te houden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweer / verzoek met betrekking tot het bewijs
Ter terechtzitting in hoger beroep van 24 september 2012 heeft de raadsvrouw betoogd - overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotities - dat de verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie op 9 april 2008 te 14.26 uur van het bewijs dient te worden uitgesloten, daar de verdachte voorafgaand aan zijn verhoor bij de politie niet is gewezen op zijn recht op rechtsbijstand.
Ingevolge de zogenoemde Salduz-jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft een verdachte recht op opschorting van het eerste verhoor in afwachting van consultatie door verdachte van een advocaat. Het hof stelt vast dat een zodanige consultatie niet heeft plaatsgevonden voorafgaand aan het verhoor op 9 april 2008 te 14.26 uur. Het hof stelt voorts vast dat de verdachte geen afstand van dat recht heeft gedaan. Onder deze omstandigheden dient dit verweer te worden gehonoreerd en zal de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd tegenover de politie op 9 april 2008 te 14.26 uur, niet worden gebezigd voor het bewijs.
Ter terechtzitting van 24 september 2012 heeft de raadsvrouw verzocht, indien het hof mocht beslissen in de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [getuige] een deskundige van de Algemene Inspectie Dienst (hierna: AID) te horen omtrent de vraag of in kassen mannelijke hennepplanten worden gekweekt, deze getuige eveneens in de onderhavige zaak te horen.
Het hof beoordeelt dit verzoek aan de hand van het noodzaakcriterium en ziet, gelet op de motivering die door de verdediging aan het verzoek ten grondslag is gelegd, geen noodzaak tot het horen van deze getuige. Mitsdien wordt dit verzoek afgewezen.
Voorts heeft de raadsvrouw bij deze gelegenheid verzocht de verbalisant [verbalisant] te horen, indien als bewijsmiddel gebruik gemaakt wordt van het proces-verbaal waarin gerelateerd wordt dat de verdachte op 9 april 2008 naar hennep rook. Het hof beoordeelt dit verzoek aan de hand van het noodzaakcriterium. Het verzoek wordt afgewezen op de grond dat er geen noodzaak is verbalisant [verbalisant] als getuige te horen, aangezien geen gebruik zal worden gemaakt van het betreffende proces-verbaal als bewijsmiddel.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 24 september 2012 heeft de raadsvrouw - kort gezegd - aangevoerd dat niet is vast te stellen vanaf welk moment de stekkerij operationeel was en vanaf wanneer de verdachte daarmee in verband is te brengen, en voorts dat er geen sprake is van medeplegen van de drie ten laste gelegde feiten.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 19 maart 2008 is bij de Dienst Informatie Hollands Midden een anonieme melding binnen gekomen dat in een loods aan de [adres] te Zevenhuizen onder de dekmantel van een matrassengroothandel een hennepkwekerij is gevestigd (blz. 8 e.v. van het door bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal PL1620/08-004867). Uit onderzoek blijkt dat het om het bedrijfspand [adres] moet gaan, waarvan [eigenaar] eigenaar is, en dat bij de Kamer van Koophandel op de [adres] te Zevenhuizen geen matrassengroothandel staat ingeschreven.
De verbalisant [verbalisant], die vlakbij genoemd pand woont, heeft begin maart 2008 in de omgeving van het pand een sterke henneplucht geroken (idem blz. 437). Op 26 maart 2008 is samen met de fraudespecialist van het energiebedrijf Eneco met behulp van een warmtescan een warmtemeting uitgevoerd op genoemde loods, waarbij op het dak een verhoogde warmte-uitstraling is gezien hetgeen, gelet op het feit dat het pand vermoedelijk niet in gebruik is, opmerkelijk is (idem blz. 439).
Op 9 april 2008 is het pand, na een voorverkenning, betreden en zijn vier personen aangehouden, waaronder de verdachte. Daarbij is een in werking zijnde hennepstekkenkwekerij aangetroffen met 1.121 moederplanten en 27.860 hennepstekjes, en is geconstateerd dat de voor de kwekerij benodigde elektriciteit buiten de meter om werd afgenomen (idem blz. 442-458).
De medeverdachte [medeverdachte 1] geeft 1 april 2007 aan energieleverancier Continuon op als datum van sleuteloverdracht van het pand aan de [adres] te Zevenhuizen (idem blz. 642), hetgeen bevestiging vindt in het huurcontract waaruit blijkt dat [eigenaar] dit pand vanaf 1 april 2007 heeft verhuurd aan [medeverdachte 1] (idem blz. 609-611, blz. 624-628). Volgens de aangifte van Nuon heeft [medeverdachte 1] vanaf 11 juli 2007 een overeenkomst met Continuon betreffende de aansluiting en transport van elektriciteit naar dit perceel (idem blz. 387-389).
Door een achterbuurvrouw van het pand aan de [adres] te Zevenhuizen is verklaard dat haar man eind november 2007 heeft waargenomen dat de muur van de vluchtdeur van genoemd pand vochtig werd (idem blz. 664).
Voorts is door de medeverdachte [medeverdachte 2] verklaard dat hij in november of december 2007 voor het eerst bij de hennepstekkenkwekerij aan de [adres] was en dat hij daar hennepstekken kocht, variërend van 200 tot 500 stekken per keer, die hij aan growshops heeft verkocht. Voort is door [medeverdachte 2] verklaard dat de in zijn fouillering aangetroffen analyserapporten over de grondsamenstelling gingen en dat hij contacten had met growshops over de grondsamenstelling en wat hij moest doen als er iets aan de hand was. "Dan werd verteld wat we qua voeding of medicijn moesten geven aan de planten." De laatste keer kocht hij elke dag stekken. Hij kent de verdachte en heeft hem wel eens gezien in dat pand (idem blz. 306-311).
De verdachte heeft tijdens het tweede politieverhoor verklaard dat hij voor een persoon genaamd [naam] ongeveer tien keer afval afkomstig van het pand [adres] heeft vervoerd en dat hij daarvoor een vergoeding kreeg van € 80,- tot € 100,- per keer (idem blz. 64). Voorts heeft hij verklaard dat hij spullen - naar hij meende bestrijdingsmiddelen - naar genoemd pand heeft gebracht (idem blz. 155-156). De verdachte had de beschikking over de sleutel van het pand voor het geval er niemand in het pand zou zijn (idem blz. 65 en 155) en hij heeft via zijn eigen Postbankrekening zes maal de huur van het pand betaald (idem blz. 158). De verdachte kent [medeverdachte 2]; zij komen uit dezelfde geboortestad in Turkije (idem blz. 153-154) en hij heeft de twee vrouwen - die tegelijkertijd met hem zijn aangehouden op 9 april 2008 - eerder in het pand gezien (idem blz. 65).
Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorafgaande, in onderling verband en samenhang bezien, bewezen dat, mede gelet op de omstandigheid dat enige tijd nodig was voor het opzetten en inrichten van de hennepstekkenkwekerij nadat men de beschikking over de loods had verkregen, deze vanaf 1 november 2007 tot 9 april 2008 in bedrijf is geweest en dat de verdachte daarbij vanaf 1 november 2007 betrokken is geweest.
Het hof acht op grond van het vorenstaande eveneens bewezen dat de rol van de verdachte, anders dan hij stelt, niet beperkt is gebleven tot het ophalen van hennepafval. Het hof is van oordeel dat de verdachte - mede gezien de omstandigheid dat hij meermalen in het pand kwam, over de sleutel van dat pand beschikte en zes keer de huur van dat pand heeft betaald - zich als volwaardige medepleger samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de bewezen verklaarde feiten.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij in de periode van 1 november 2007 tot 9 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres]) een groot aantal hennepplanten , zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
1. hij op 09 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad 1121 hennepplanten en 27.860 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 9 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in pand [adres]) heeft weggenomen een grote hoeveelheid, elektriciteit, toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft in het kader van de strafmaat-bepaling verzocht om, indien het hof mocht menen dat de in de hennepstekkenkwekerij aanwezig stekken mannelijk waren, de gebruikelijke verkoopprijs van mannelijke hennepstekken na te doen gaan.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de hennepstekken, gekocht bij het pand [adres], aan growshops heeft verkocht en dat hij contacten had met growshops over de grondsamenstelling en over wat hij moest doen als er iets aan de hand was (idem blz. 309-310). Naar het oordeel van het hof blijkt hieruit dat [medeverdachte 2] uitsluitend geïnteresseerd was in voor growshops relevante hennepplanten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat growshops slechts geïnteresseerd zijn in vrouwelijke stekjes nu die, in tegenstelling tot mannelijke stekjes, een hoog THC-gehalte bevatten.
Niet gesteld of gebleken is bovendien dat door growshops en/of afnemers van die hennepstekken is geklaagd over de THC-kwaliteit van de door [medeverdachte 2] geleverde hennepstekken.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verbalisant [verbalisant] - vanuit zijn dagelijkse praktijk deskundig op het gebied van hennepplanten, welke deskundigheid is bevestigd door de deskundige Hoitink - verklaard dat hij de hennepstekken aangetroffen in het pand [adres] als vrouwelijke hennepplanten heeft herkend (proces-verbaal van de zitting van 2 april 2012, proces-verbaal van de zitting van 24 september 2012).
Door de verdediging is geen enkele informatie of onderbouwing aangedragen voor de mogelijkheid, laat staan aannemelijkheid van de kweek van mannelijke hennepstekken in de loods. Zo is niets gezegd over het concrete doel voor de kweek van mannelijke stekken of over de afzetmarkt daarvoor.
De deskundigen Hoitink en Kuiper hebben expliciet aangegeven dat het hen, vanuit hun kennis en ervaring, niet bekend is dat mannelijke stekken binnen gekweekt worden. De kostbare productiemethode van binnenkweek staat volgens de deskundigen niet in verhouding tot de opbrengst van mannelijke stekken. Bij vrouwelijke stekken loont binnenkweek daarentegen wel degelijk.
Voorts is het de deskundigen bekend dat er voor vrouwelijke stekken een ruime afzetmarkt bestaat; voor mannelijke stekken is hen geen afzetmarkt bekend, anders dan bulkkweek in de open lucht ten behoeve van vezelproductie.
Daarnaast geldt dat geen concrete en specifieke feiten en omstandigheden zijn gesteld waaruit volgt dat een ontheffing als bedoeld in de artikelen 6-8 van de Opiumwet verleend is met het oog op toepassingen in het kader van de volksgezondheid. Evenmin zijn concrete en specifieke feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat de betreffende stekken bestemd waren voor enig in Nederland gevestigd akkerbouwbedrijf, terwijl de eigenschappen van die stekken gericht waren op vezelproductie en niet op het hebben van bedwelmende eigenschappen.
Het hof acht, gelet op al het vorenstaande, alsmede gezien de context waarin de hennepstekken zijn aangetroffen voldoende aannemelijk dat er sprake was van vrouwelijke hennepstekken.
Derhalve doet zich niet de situatie voor dat van de aanwezigheid van mannelijke stekjes een strafmatigende invloed zou moeten uitgaan. Een nader onderzoek naar de gangbare verkoopprijs van mannelijke hennepstekken acht het hof om die reden niet relevant voor enige te nemen beslissing. Mitsdien wordt dit verzoek afgewezen.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim vijf maanden samen met anderen op grote schaal bezig gehouden met de teelt van hennepstekken (en daardoor tevens aan het aanwezig hebben van hennep) in een loods. Daarbij is tevens een grote hoeveelheid elektriciteit buiten de meter om weggenomen. De verdachte heeft zich kennelijk uitsluitend laten leiden door financieel gewin en heeft geen oog gehad voor de veiligheidsrisico's die aan het onderhouden van een hennepkwekerij zijn verbonden, en evenmin voor het gegeven dat het gebruik van drugs een bedreiging vormt voor de volksgezondheid en het gegeven dat de handel in drugs doorgaans andere vormen van criminaliteit met zich meebrengt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 augustus 2012.
Voorts is het hof van oordeel dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De behandeling van het hoger beroep bedraagt, gelet op het tijdsverloop tussen het instellen van het hoger beroep op 5 oktober 2009 en het wijzen van arrest op 8 oktober 2012, drie jaren. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de inzendingstermijn van acht maanden - met ruim twee maanden - is overschreden, nu het dossier pas op 19 augustus 2010 is ontvangen.
Het hof acht gelet op de ernst van de feiten in beginsel een gevangenisstraf zoals door de rechtbank is opgelegd gerechtvaardigd. De overschrijding van de redelijke termijn is echter zodanig dat deze dient te worden verdisconteerd in de op te leggen straffen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren, in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van de maximale duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d, zoals zij heden gelden, en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. S.A.J. van 't Hul, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 oktober 2012.