Rolnummer: 22-005989-11
Parketnummer: 09-758345-11
Datum uitspraak: 26 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank 's-Gravenhage van
30 november 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
[adres], thans gedetineerd in PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 oktober 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken.
De verdachte is ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en is aan de verdachte de schadevergoedings-maatregel opgelegd, een en ander zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. De op de beslaglijst onder 1 tot en met 6 genummerde voorwerpen zijn onttrokken aan het verkeer.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof is onderworpen - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [adres] 200 euro, althans enig geldbedrag, en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- met kracht de woning induwen van die [slachtoffer 2] en/of
- richten en/of tonen van een of meer (op een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) op/aan die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] en/of
- vastbinden van de polsen van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] met tyrips en/of
- vastpakken van die [slachtoffer 2] in haar gezicht en/of
- toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1]: "Je moet gaan zitten" en/of "Je moet je kop houden" en/of "We gaan je vastbinden" en/of "Ga liggen" en/of "Je gaat niemand inschakelen, anders weten we je wel te vinden. We weten nu ook je naam. Dan komen we met nog meer mensen.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
[medeverdachte A] en/of [medeverdachte B] op of omstreeks 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen uit een woning aan de [adres] 200 euro, althans enig geldbedrag, en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- met kracht de woning induwen van die [slachtoffer 2] en/of
- richten en/of tonen van een of meer (op een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) op/aan die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] en/of
- vastbinden van de polsen van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] met tyrips en/of
- toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1]: "Je moet gaan zitten" en/of "Je moet je kop houden" en/of "We gaan je vastbinden" en/of "Ga liggen" en/of "Je gaat niemand inschakelen, anders weten we je wel te vinden. We weten nu ook je naam. Dan komen we met nog meer mensen.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 08 mei 2011 en/of 09 mei 2011 te
's-Gravenhage en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een adres aan de [adres] te 's-Gravenhage aan [medeverdachte B] en/of [medeverdachte A] te verstrekken van een persoon waar een groot geldbedrag (ongeveer twee ton) te halen zou zijn en/of door mee te gaan naar dat adres en/of de flat aan te wijzen en/of (vervolgens) aanwijzingen te geven waar dat geld zou liggen;
hij op of omstreeks 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [adres] een portomonnee met inhoud en/of een Apple laptop en/of huistelefoon (Philips) en/of een mobiele telefoon (van Sony Ericson), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- onverhoeds en/of hard duwen tegen de voordeur waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam en/of
- vastpakken van de polsen van die [slachtoffer 3] op zijn rug en/of
- bedekken van het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 3] (waardoor hij geen zicht meer had) en/of
- toevoegen van de woorden: "Ga op de bank zitten met je hoofd naar beneden" en/of "naar beneden kijken" althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
[medeverdachte A] en/of [medeverdachte B] op of omstreeks 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen uit een woning aan de [adres] een portomonnee met inhoud en/of een Apple laptop en/of huistelefoon (Philips) en/of een mobiele telefoon (van Sony Ericson), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- onverhoeds en/of hard duwen tegen de voordeur waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam en/of
- vastpakken van de polsen van die [slachtoffer 3] op zijn rug en/of
- bedekken van het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 3] (waardoor hij geen zicht meer had) en/of
- toevoegen van de woorden: "Ga op de bank zitten met je hoofd naar beneden" en/of "naar beneden kijken" althans woorden van gelijke aard en/of strekking
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 08 mei 2011 en/of 09 mei 2011 te
's-Gravenhage en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een adres aan de [adres] te 's-Gravenhage aan [medeverdachte B] en/of [medeverdachte A] te verstrekken van een persoon waar een groot geldbedrag (ongeveer twee ton) te halen zou zijn en/of door mee te gaan naar dat adres en/of de flat aan te wijzen en/of (vervolgens) aanwijzingen te geven waar dat geld zou liggen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof heeft acht geslagen op de appelschriftuur van de raadsman van de verdachte van 21 december 2011, waarin de raadsman het hof onder meer heeft verzocht een reconstructie te gelasten, teneinde te bezien of de aangeefster [slachtoffer 2] vanuit de positie waar zij zich op het moment van de overval bevond ook daadwerkelijk zicht kon hebben op de 'derde' overvaller om zodoende te bezien of een herkenning van de verdachte tot de reële mogelijkheden behoorde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Nu de raadsman bovengenoemd verzoek niet ter terechtzitting heeft herhaald - terwijl de raadsman wel aan de getuige [slachtoffer 2] vragen heeft gesteld over de plaats waar zij zich bevond in de woning op het moment van haar waarneming van de 'derde' overvaller -, is het hof van oordeel dat dit verzoek niet is gehandhaafd zodat daar thans ook niet meer op hoeft te worden beslist.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [adres] 200 euro toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- met kracht de woning induwen van die [slachtoffer 2] en
- richten en tonen van een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] en
- vastbinden van de polsen van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] met tie-wraps en
- vastpakken van die [slachtoffer 2] in haar gezicht en
- toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1]: "Je moet gaan zitten" en "Je moet je kop houden" en "We gaan je vastbinden" en "Ga liggen" en "Je gaat niemand inschakelen, anders weten we je wel te vinden. We weten nu ook je naam. Dan komen we met nog meer mensen.";
hij op 09 mei 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning aan de [adres] een portomonnee met inhoud en een Apple laptop en een huistelefoon (Philips) en een mobiele telefoon (van Sony Ericson), toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- onverhoeds en hard duwen tegen de voordeur waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam en
- vastpakken van de polsen van die [slachtoffer 3] op zijn rug en
- bedekken van het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 3] (waardoor hij geen zicht meer had) en
- toevoegen van de woorden: "Ga op de bank zitten met je hoofd naar beneden" en "naar beneden kijken".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd - zakelijk weergegeven - dat de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde getuigenverklaring van de medeverdachte [medeverdachte B] onbetrouwbaar is en derhalve niet tot bewijs dient te worden gebruikt.
Het hof overweegt hieromtrent dat deze verklaring van de getuige [medeverdachte B] niet voor het bewijs zal worden gebezigd.
De raadsman van de verdachte heeft overeenkomstig zijn aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities het verweer gevoerd - zakelijk weergegeven - dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde onder 1 primair en 2 primair. De raadsman heeft hiertoe betoogd dat de verdachte niet als medepleger van de woningovervallen kan worden beschouwd, omdat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking op het opzettelijk begaan van deze misdrijven.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 9 mei 2011 samen met de [medeverdachte B] naar het flatgebouw aan de [adres] te 's-Gravenhage is gegaan, dat hij het flatgebouw op enig moment binnen is gegaan, toen [medeverdachte B] hem wenkte en dat hij vervolgens samen met hem de lift naar boven heeft genomen; voorts dat [medeverdachte B] hem niet heeft gebeld om naar boven te komen en dat hij, eenmaal in het flatgebouw, boven bij de lift is blijven wachten zonder dat hij een woning is binnengegaan; dat hij even later, toen [medeverdachte B] niet terugkwam, weer is weggegaan. Het hof heeft vastgesteld dat deze laatste verklaring van de verdachte niet strookt met de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Ter terechtzitting zijn de camerabeelden van 9 mei 2011 bekeken van het liftverkeer en de hal beneden in het betreffende flatgebouw. Het hof heeft aan de hand van deze beelden vastgesteld dat de verdachte samen met [medeverdachte B] in het bedoelde flatgebouw met de lift naar boven is gegaan. Het hof heeft op de camerabeelden niet gezien dat de verdachte op enig moment weer naar beneden en/of weg is gegaan. Voorts is uit de zich in het dossier bevindende historische verkeersgegevens van de mobiele telefoons van [medeverdachten A] en [medeverdachte B] - anders dan de verdachte heeft verklaard - naar voren gekomen dat zij ten tijde van de woningovervallen telefonisch contact hebben gehad met de verdachte (proces-verbaal van bevindingen, nr. PL1513 2011097118-56, blz. 280 t/m 282).
Het hof heeft daarnaast vastgesteld dat uit de inhoud van het telefoongesprek van [medeverdachte B] met een NN persoon op 3 juni 2011 (blz. 410 t/m 413, als bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, nr. PL1513 2011097118-76, TA07 op blz. 362) naar voren komt dat er woningovervallen zijn gepleegd en dat "de man van de informatie" het verkeerde huisnummer heeft doorgegeven, waardoor de onschuldige bewoners van [huisnummer] zijn vastgebonden door hem en de medeverdachte. De man bij wie in huis de "centen" aanwezig waren, woonde namelijk niet op [huisnummer], maar op [huisnummer]; "De man die beneden was" heeft [medeverdachte B] een sms gestuurd over waar "HET" zich bevond en waar zij moesten zoeken; [medeverdachte B] heeft "de man die de informatie gaf" gebeld en gezegd dat de man naar boven moest komen; de man wilde echter niet naar boven komen, daarom is [medeverdachte B] naar beneden gegaan om samen met "de man" naar boven te gaan; eenmaal boven aangekomen is "de man van de informatie" de verkeerde woning binnengegaan, waar de vrouw was vastgebonden.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft zowel ter terechtzitting in eerste aanleg van 16 november 2011 als ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord, de verdachte herkend als de derde persoon die in haar woning binnen is geweest in het halletje en weer weg is gegaan, nadat de twee medeverdachten haar hadden vastgebonden en haar woning hadden verlaten, omdat zij bij een Colombiaan, de buurman, moesten zijn.
Het hof is van oordeel dat gelet op het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend is bewezen dat "de man van de informatie", de verdachte is en dat hij door aldus te handelen nauw en bewust met de medeverdachten heeft samengewerkt bij het plegen van de woningovervallen, waarbij het hof uitgaat dat verdachte degene is geweest die met het plan is gekomen om de Colombiaan te beroven en die de informatie heeft gegeven over het adres en waar het geld zich zou bevinden. Tevens leidt het hof hieruit af dat er een gezamenlijk opgesteld plan was en dat verdachte betrokken was bij de uitvoering en in tenminste één van de woningen binnen is geweest.
Derhalve verwerpt het hof het verweer van de raadsman.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde levert op, telkens:
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een tweetal woningovervallen. Gedurende de woningovervallen heeft de verdachte zijn medeverdachten op afstand voorzien van informatie omtrent de woning waar het geld zou liggen en aanwijzingen gegeven. Bij de eerste woningoverval is een vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gebruikt en zijn de slachtoffers in hun eigen huis met tie-wraps vastgebonden. Voorts is tijdens de overvallen niet geschuwd de slachtoffers te bedreigen en geweld toe te passen.
Woningovervallen veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers alsook in de maatschappij in het algemeen, juist omdat de woning een plek is waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Slachtoffers lijden veelal geruime tijd onder de psychische gevolgen van een dergelijke ingrijpende gebeurtenis, hetgeen in de onderhavige strafzaak wordt bevestigd door de schriftelijke slachtofferverklaringen.
Het hof is - alles overwegende - en gezien de straffen van de mededaders en het aandeel van de verdachte als de initiatiefnemer van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vermelde voorwerpen op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 6 zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De onder de nummers 1 tot en met 6 vermelde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met behulp waarvan het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.173,10.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 400,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 400,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve -hoofdelijk- tot dat bedrag worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 400,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 4.950,39.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.113,45, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 113,45 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag
-hoofdelijk- worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve -hoofdelijk- tot dat bedrag worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.113,45, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 3]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 3.138,30.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 1.358,30.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.358,30, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 358,30 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag -hoofdelijk- worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 1.000,-. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve -hoofdelijk- tot dat bedrag worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.358,30 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven, voorwerpen zoals vermeld onder de nummers 1 tot en met 6 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] terzake van het onder
1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 400,- (vierhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 400,- (vierhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] terzake van het onder
1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.113,45 (tweeduizend honderddertien euro en vijfenveertig cent) bestaande uit € 113,45 (honderddertien euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 2.000,- (tweeduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 2.113,45 (tweeduizend honderddertien euro en vijfenveertig cent) bestaande uit € 113,45 (honderddertien euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 2.000,- (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 (eenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] terzake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.358,30 (duizend driehonderdachtenvijftig euro en dertig cent) bestaande uit € 358,30 (driehonderdachtenvijftig euro en dertig cent) materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van € 1.358,30 (duizend driehonderdachtenvijftig euro en dertig cent) bestaande uit € 358,30 (driehonderdachtenvijftig euro en dertig cent) materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn- Van der Meulen, mr. J.A.C. Bartels en mr. T.L. Tan, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 oktober 2012.