ECLI:NL:GHSGR:2012:BX9220

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1617-12
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van raadsheren in strafzaak tegen verzoeker

Op 19 september 2012 heeft verzoeker tijdens een terechtzitting van het Gerechtshof 's-Gravenhage een verzoek tot wraking ingediend tegen de raadsheren die zijn strafzaak behandelden. De wrakingskamer heeft op 26 september 2012 het verzoek behandeld. Verzoeker stelde dat er sprake was van partijdigheid van de raadsheren, onder andere omdat zij door de Kroon zijn benoemd en omdat de voorzitter lid is van een studentenvereniging met banden naar het koningshuis. De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde gronden niet tijdig waren ingediend en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingskamer verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. De beslissing werd op 5 oktober 2012 genomen door de meervoudige kamer van het hof, bestaande uit de rechters S.K. Welbedacht, M.A.F. Tan-de Sonnaville en J.W. van Rijkom, in aanwezigheid van de griffier M.C. Zuidweg.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Av nummer : 001617-12
Rolnummer hoofdzaak : 22-004768-11
Parketnummer hoofdzaak : 09-650051-10
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken
inzake het verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen:
[verzoeker]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Haaglanden,
Huis van Bewaring "Zoetermeer" te Zoetermeer.
verzoeker,
raadsman: mr. G.E. Menick, advocaat te Amsterdam.
Het geding
1. In de strafzaak tegen verzoeker onder bovengenoemd parketnummer heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank 's-Gravenhage op 16 september 2011 uitspraak gedaan. Tegen deze beslissing is door verzoeker hoger beroep ingesteld. Op (onder meer) 19 september 2012 heeft een terechtzitting van de meervoudige strafkamer van het hof plaatsgevonden, alwaar mrs. Chr.A. Baardman, C.G.M. van Rijnberk en W.J. van Boven zitting hadden.
2. Bij mondeling verzoek ter terechtzitting van 19 september 2012 heeft verzoeker een verzoek tot wraking van genoemde raadsheren gedaan.
3. De raadsheren hebben niet in de wraking berust.
4. De wrakingskamer heeft het verzoek op 26 september 2012 ter openbare terechtzitting behandeld, waar verzoeker en mr. J.W.F. Menick, kantoorgenoot van de raadsman van verzoeker mr. G.E. Menick, zijn gehoord. Tevens is mr. Chr.A. Baardman, voorzitter van de gewraakte strafkamer in de gelegenheid gesteld het woord te voeren. De advocaat-generaal mr. T.W. d'Anjou heeft zijn standpunt uiteengezet en zijn schriftelijke aantekeningen overgelegd.
Het wrakingsverzoek,
5. In het proces verbaal van de terechtzitting van 19 september 2012 zijn de door verzoeker ter zitting naar voren gebrachte gronden voor wraking vermeld, te weten:
1. Er is continu sprake van sabotage door politie en justitie met betrekking tot alle strafrechtelijke procedures waarin ik betrokken ben. Dit gebeurt zowel door het openbaar ministerie als door de aangevers. Ik geef continu de bal aan het hof, maar dat doet er niets mee. De raadsheren gaan continu mee in deze sabotage. Dat vind ik op partijdigheid lijken.
2. De politie en valse aangevers willen continu onderzoeken en rechtszittingen tegen mij, maar waar zijn zij zelf als de zitting plaatsvindt? Wat mij betreft hebben zij de plicht om hier te komen, maar zij zijn er nooit. Dit is niet juist maar de rechters gaan er wel continu in mee.
3. Alle rechters in Nederland zijn door de Kroon benoemd. Dat is in deze zaak ook het geval. Dat leidt tot de schijn van partijdigheid of zelfs tot daadwerkelijke partijdigheid.
4. Iedereen die promotie krijgt binnen de rechterlijke macht, krijgt deze via de Kroon, althans door benoeming door de Kroon. Dat leidt tot de schijn van partijdigheid. Nu ook de wrakingskamer door de Kroon is benoemd, wil ik ook de wrakingskamer wraken.
5. Mijn moeder is in Duitsland overleden. Iedereen weet dat de jurisdictie stopt bij de grens. De politie heeft strafrechtelijke dwangmiddelen tegen mij ingezet zonder bevoegdheid. Daarbij zal ook een rechter betrokken zijn geweest die hiervoor toestemming heeft gegeven. Er zijn steeds rechterlijke dwalingen. In deze zaak lijkt het er ook op dat sprake is van rechterlijke dwaling. Dat maakt dat er sprake is van de schijn van partijdigheid. In dit kader is de term dubbele strafbaarheid van belang. Op grond daarvan kan geen parallel onderzoek plaatsvinden en dat hebben de Nederlandse justitiële autoriteiten wel gedaan met toestemming van een rechter. Wellicht hebben de leden van dit hof connecties met de rechter die toestemming heeft gegeven aangezien de leden van het hof ook rechter zijn. Er is dan ook sprake van de schijn van partijdigheid.
6. Ik heb nu vele rechtszaken gehad. Ik vind dat er een jury-systeem moet komen. Wellicht is één van de leden van het hof baron of jonkheer of heeft hij of zij aandelen ING of Van Lanschot Bankiers. Ik vind dat een hof bestaande uit drie personen te klein is om een eerlijk oordeel uit te spreken. Dat drie personen te weinig is blijkt wel uit de het feit dat er continu rechterlijke dwalingen zijn.
7. Het openbaar ministerie, de politie en de rechterlijke macht minachten de rechten van de verdachte. Er is geen sprake van eerlijkheid, redelijkheid en waarheidsvinding. Ik heb niet de plicht om aan waarheidsvinding te doen. De advocaat-generaal heeft wel die plicht. Ik heb net allemaal voorbeelden gezien van minachting. Alleen al dat u mij niet het woord wil laten voeren.
8. De planning van deze terechtzitting is wederom raar. Waarom is het op de dag na Prinsjesdag? Iemand van het hof heeft hiervoor toestemming gegeven. Dit heeft er voor gezorgd dat de advocaat-generaal dingen kan uithalen en dat anderen niet aanwezig zijn.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft mr. J.W.F. Menick de onder punt 4 weergegeven grond nader toegelicht en aangevuld en -zakelijk weergegeven- gewezen op het feit dat er bijzondere banden zijn tussen de stad 's-Gravenhage en het koningshuis. Leden van het koningshuis zijn procespartij in de strafzaak tegen verzoeker en om die reden is het hof
's-Gravenhage objectief gezien niet het meest aangewezen hof om de zaak tegen verzoeker te behandelen, aldus de raadsman.
Voorts heeft de raadsman, onder verwijzing naar de leidraad 'onpartijdigheid van de rechter', aangevoerd dat hem gebleken is dat mr. Chr.A. Baardman, voornoemd, lid is van het reünisten comité van Minerva, een studentenvereniging uit Leiden waarvan ook koningin Beatrix en prins Willem Alexander lid zijn (geweest). Daarmee is in de visie van verzoeker de schijn van partijdigheid gewekt.
Ten slotte heeft de raadsman de wrakingskamer verzocht te bepalen dat de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker moet worden verwezen naar het hof in Amsterdam of het hof in 's-Hertogenbosch vanwege deze bijzondere banden tussen het koningshuis en de stad 's-Gravenhage.
Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek ter terechtzitting nader toegelicht en aangevuld, overeenkomstig de door hem ter zitting overgelegde en aan het proces-verbaal te hechten aantekeningen.
6. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker ten aanzien van de gronden 1 tot en met 4, 7 en 8 niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek en dat het verzoek ten aanzien van de gronden 5 en 6 wegens onvoldoende motivering dient te worden afgewezen.
Beoordeling van de ontvankelijkheid
7. Op grond van artikel 513, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering dient het verzoek om wraking te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden die grond zouden
kunnen zijn voor een wraking aan verzoeker bekend zijn geworden. Dit betekent dat verzoeker in zijn verzoek tot wraking van de strafkamer van het hof met betrekking tot hetgeen bij de behandeling van zijn strafzaak is voorgevallen in het kader van eerdere zittingen bij de rechtbank en het hof niet kan worden ontvangen.
De wrakingskamer overweegt voorts dat de door verzoeker ter zitting van de strafkamer van 19 september 2012 en ter zitting van de wrakingskamer van 26 september 2012 aangevoerde gronden, zoals die hiervoor zijn weergegeven, feitelijkheden betreffen die bij verzoeker reeds geruime tijd, althans in ieder geval vóór aanvang van de terechtzitting van 19 september 2012 bekend waren of bekend hadden kunnen zijn. Deze gronden voor wraking zijn naar het oordeel van de wrakingskamer door verzoeker dan ook niet tijdig naar voren gebracht.
Namens verzoeker zijn geen zodanig dwingende omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
8. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek om wraking.
9. Ten overvloede overweegt de wrakingskamer het volgende.
De rechter wordt - volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad - uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens de verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verdachte dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Naar het oordeel van de wrakingskamer levert het feit dat de raadsheren door de Kroon zijn benoemd - in aanmerking genomen de aard van de strafrechtelijke verdenking jegens verzoeker - geen uitzonderlijke omstandigheid op als hiervoor bedoeld. Dit geldt tevens voor het feit dat de voorzitter van de strafkamer lid is van het reünisten comité van Minerva. Een dergelijke theoretische connectie met het koningshuis levert geen zwaarwegende aanwijzing op in vorenbedoelde zin.
Uit het onderzoek ter zitting van de wrakingskamer is noch ten aanzien van de voorzitter, noch ten aanzien van beide raadsheren anderszins van dergelijke, zwaarwegende aanwijzingen opleverende, uitzonderlijke omstandigheden gebleken.
Beslissing
Het hof:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan de raadsman van verzoeker, de voormelde leden van het hof en de advocaat-generaal;
Deze beslissing is gegeven op 5 oktober 2012 door mrs. S.K. Welbedacht,
M.A.F. Tan-de Sonnaville en J.W. van Rijkom, in aanwezigheid van de griffier
mr. M.C. Zuidweg.
Mr. Welbedacht is buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.