Rolnummer: 22-005565-11
Parketnummer: 10-690302-11
Datum uitspraak: 26 september 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van
22 november 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 september 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2011 te Rotterdam
op of aan de openbare weg, het Van Zandvlietplein, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen het Maasgebouw en/of één (of meer) lid/leden van de Mobiele Eenheid en/of een of meer (andere) politieagent(en) en/of beveiligingsmedewerker(s) werkzaam in/bij het Maasgebouw en/of één (of meer) andere toen daar bij het Maasgebouw aanwezige perso(o)n(en) en/of één (of meer) toen daar bij het Maasgebouw geparkeerd staande auto('s), welk geweld bestond uit het
- bestormen van het Maasgebouw, en/of
- slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en/of duwen tegen een glazen gevel/raam en/of (een) deur(en) van het Maasgebouw, en/of
- gooien van vuurwerk en/of (een) rookbom(men) en/of (een) ste(e)n(en) en/of vuilnisbak(ken)/prullenbak(ken) en/of asbak(ken), althans één (of meer) (zware en/of) hard(e) voorwerp(en), in/tegen, althans in de richting van, het Maasgebouw en/of tegen/naar/in de richting van die/dat lid/leden van de Mobiele Eenheid en/of die politieagent(en) en/of die beveiligingsmedewerker(s) en/of die toen daar aanwezige andere perso(o)n(en), en/of - (meermalen, althans eenmaal) rammen/slaan met een (metalen) pijp/buis op/tegen een glazen gevel/raam/deur van het Maasgebouw en/of (aldus) kapot slaan van die glazen gevel/raam/deur, en/of
- (vervolgens) gooien van die pijp/buis in de richting van die beveiligingsmedewerker(s) en/of dat/die lid/leden van de Mobiele éénheid en/of politieagent(en) en/of toen daar aanwezige andere perso(o)n(en), waarbij die pijp/buis tegen een been van een politieagent (te weten verbalisant 7, lid van de aanhoudingseenheid) aankwam en/of
- afbreken van, althans slaan/stompen tegen en/of trekken aan (een) spiegel(s) van die toen daar geparkeerd staande auto('s),
welk door hem, verdachte, gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, te weten een bloeduitstorting op de bovenlip van politieagent [M], ten gevolge heeft gehad;
Subsidiair: voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 september 2011 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een ambtenaar (te weten [M], brigadier van politie Rotterdam-Rijnmond), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, een steen, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd, heeft gegooid, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 september 2011 te Rotterdam op of aan de openbare weg, het Van Zandvlietplein, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen het Maasgebouw en leden van de Mobiele Eenheid en politieagenten en beveiligingsmedewerkers werkzaam in/bij het Maasgebouw en andere toen daar bij het Maasgebouw aanwezige personen, welk geweld bestond uit het
- bestormen van het Maasgebouw, en
- slaan en schoppen en trappen en duwen tegen een glazen gevel/raam en deuren van het Maasgebouw, en
- gooien van vuurwerk en rookbommen stenen en vuilnisbakken/prullenbakken en asbakken tegen, althans in de richting van, het Maasgebouw en tegen/naar/in de richting van leden van de Mobiele Eenheid en politieagenten en beveiligingsmedewerkers en andere personen, en
- rammen/slaan met een (metalen) pijp/buis tegen een glazen gevel/deur van het Maasgebouw en (aldus) kapot slaan van die glazen gevel/deur, en
- (vervolgens) gooien van die pijp/buis in de richting van die beveiligingsmedewerkers en politieagenten en toen daar aanwezige andere personen, waarbij die pijp/buis tegen een been van een politieagent (te weten verbalisant 7, lid van de aanhoudingseenheid) aankwam, welk door hem, verdachte, gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, te weten een bloeduitstorting op de bovenlip van politieagent [M], ten gevolge heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Het hof overweegt het volgende.
Op 17 september 2011 omstreeks 20.00 uur is een groep supporters van Feyenoord, voorafgaand aan een voetbalwedstrijd van deze club, naar het Maasgebouw, gevestigd bij het voetbalstadion Feyenoord, gegaan. Aldaar hebben deze supporters het gebouw bestormd, geduwd tegen de deuren, tegen de glazen gevel van het gebouw geslagen en geschopt, vuurwerk afgestoken en allerlei voorwerpen in de richting van het Maasgebouw en de daar aanwezige beveiligingsmedewerkers en politiemensen gegooid.
Van de gebeurtenissen in de avond van 17 september 2011 in en rondom het Maasgebouw zijn DVD's met camerabeelden beschikbaar die in het dossier van de verdachte zijn gevoegd. Voorts bevinden zich in het dossier diverse foto's die op de betreffende avond zijn genomen.
De verdachte is op 17 september 2011 omstreeks 22.00 uur bij het Feyenoord stadion aangehouden door de verbalisanten [M en C]. Blijkens het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [M en C] op
18 september 2011, heeft de verdachte zich tijdens de aanhouding geïdentificeerd en is van hem een fotografische opname gemaakt.
Voorts is in dit proces-verbaal van aanhouding vermeld dat de verdachte een beige gekleurde driekwart jas en een witte pet droeg.
De verdachte is direct na zijn aanhouding en enkele dagen later door de politie verhoord. De verdachte heeft tijdens deze verhoren en ook ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep aangegeven geen verklaring te willen afleggen omtrent zijn betrokkenheid bij het geweld tegen het Maasgebouw en de daar aanwezige beveiligingsmedewerkers en politiemensen.
Verbalisant [M]heeft in het proces-verbaal van aanhouding van 18 september 2011 gerelateerd dat hij zich omstreeks 20.20 uur voor het Maasgebouw bevond. Hij zag toen een persoon bij de geparkeerde auto's staan.
Deze verbalisant heeft voorts gerelateerd dat hij zag dat deze persoon een voorwerp, dat later een steen bleek te zijn, in zijn hand had en dat vervolgens in zijn richting gooide. [M] voelde een stekende pijn in zijn gelaat op de plaats waar de steen zijn gelaat raakte. [M] zag dat de persoon die de steen gooide een beige gekleurde driekwart jas aan had en een witte pet droeg. Toen verbalisant [M] omstreeks 21:57 uur deze persoon, die eerder op de avond een steen naar zijn hoofd had gegooid, op camerabeelden zag lopen, heeft hij deze persoon aan zijn collega, verbalisant [C] aangewezen, zijn zij naar de op de beelden zichtbare plaats gegaan en hebben zij de verdachte aldaar aangehouden.
Ter terechtzitting in hoger beroep is verbalisant [M] als getuige gehoord. Desgevraagd heeft [M] verklaard dat hij de persoon die eerder die avond een steen tegen zijn hoofd gooide later die avond heeft herkend aan zijn kleding, zijn petje en zijn postuur.
Zoals hiervoor is aangegeven bevinden zich in het dossier beelden van de gebeurtenissen rondom het Maasgebouw op
17 september 2011. Op deze beelden is onder meer een persoon te zien die een beige driekwart jas en een witte pet draagt. Deze persoon staat tijdens de gewelddadigheden tegen de agenten/beveiligers en het Maasgebouw vooraan. Voorts is op deze beelden te zien dat deze persoon, die een beige driekwart jas en een witte pet droeg, omstreeks 20.25 uur iets gooit in de richting van een agent.
Op de vraag van de voorzitter ter terechtzitting in hoger beroep of de verdachte zichzelf herkent op de foto op bladzijde 92 van het dossier, heeft de verdachte bevestigend geantwoord. Op deze foto is te zien dat de verdachte gewond is geraakt en dat op zijn linker wang de huid is verkleurd. Voorts is op deze foto te zien dat de verdachte onder zijn beige jas een geruite blouse draagt.
Het hof stelt vast dat de verdachte (tezamen met twee andere personen) op de foto op bladzijde 87 van het proces-verbaal is te zien. Verbalisant [M] heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat op deze foto het beeld is vastgelegd waaraan hij de verdachte heeft herkend en dat deze herkenning voor hem de aanleiding was om de verdachte aan te houden.
Het hof overweegt dat vaststaat dat de verdachte op 17 september 2011 betrokken was tijdens de rellen voor het Maasgebouw, dat hij aldaar is aangehouden en dat hij is herkend door verbalisant [M] als degene die een steen tegen hem heeft gegooid.
Naar het oordeel van het hof is er, anders dan het oordeel van de politierechter blijkend uit het bestreden vonnis, geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de herkenning door verbalisant [M], die daarover zelf, ook bij het verhoor ter terechtzitting in hoger beroep, evenmin enige twijfel heeft geuit.
Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de verdachte ervoor heeft gekozen om -ondanks alle aanwijzingen voor de gegrondheid van de herkenning door [M], die zich in het dossier bevinden - geen enkele verklaring af te leggen omtrent de plaatsen waar hij zich precies heeft bevonden, omtrent het doel van zijn aanwezigheid en omtrent zijn handelen die avond bij het Maasgebouw, noch commentaar te leveren op hetgeen op de hem getoonde prints en videobeelden valt waar te nemen.
Het hof acht derhalve -anders dan de politierechter- bewezen dat de verdachte geweld heeft gepleegd jegens verbalisant [M], temidden van alle schermutselingen die zich die bewuste avond bij het Maasgebouw hebben afgespeeld. Het hof acht derhalve eveneens bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld, zoals is ten laste gelegd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 17 september 2011 samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen het Maasgebouw en daar aanwezige politieagenten, beveiligingsmedewerkers en leden van de Mobiele Eenheid, op de wijze zoals is bewezen verklaard.
De verdachte en zijn medeverdachten zijn de bewuste avond voorafgaand aan de voetbalwedstrijd van Feyenoord tegen de Graafschap naar het Maasgebouw gegaan, alwaar op dat moment het bestuur van Feyenoord, de burgemeester van Rotterdam en andere bezoekers van die wedstrijd aanwezig waren.
De in het Maasgebouw aanwezige bezoekers zijn geconfronteerd met een groep, waarvan de verdachte deel uitmaakte, die met veel lawaai en geweld het Maasgebouw hebben bestormd. Politieagenten en beveiligingsmedewerkers hebben daarop tevergeefs geprobeerd de supporters tegen te houden en hen te verhinderen het Maasgebouw te betreden.
Uit de zich in het dossier bevindende aangiften van verbalisanten wordt duidelijk dat de verbalisanten en beveiligingsmedewerkers zich in een uiterst benarde positie bevonden en dat een aantal verbalisanten zich op enig moment zelfs genoodzaakt voelden om hun dienstwapen te trekken.
Enkele verbalisanten, waaronder verbalisant [M], die geraakt werd door een door de verdachte naar hem toegegooide steen, zijn bij deze ongeregeldheden gewond geraakt
Het hof acht de handelwijze van de verdachte en zijn mededaders volstrekt onaanvaardbaar. Dat gedrag vormt een bedreiging van de openbare orde en een fysieke bedreiging van politiemensen, die hun werk doen, en van burgers. Het is uitsluitend aan het optreden van de Mobiele Eenheid van de politie te danken geweest dat de gewelddadige confrontatie niet tot nog veel ernstiger gevolgen heeft geleid. De gebeurtenissen hebben -mede gelet op de grote schaal ervan- een schok gegeven in de samenleving, niet alleen in Rotterdam. Tegen dergelijke bedreigingen van de openbare orde zal hard moeten worden opgetreden.
De verdachte heeft noch tegenover de politie, noch ter terechtzitting enige verantwoordelijkheid genomen voor zelfs maar zijn aanwezigheid ter plaatse, laat staan voor zijn aandeel in het openlijke geweld. Hij heeft zich slechts beklaagd over de verwondingen die hij zelf in het tumult heeft opgelopen en verder volstaan met de politie als "teringlijers" aan te duiden. Dat de verdachte zich kennelijk ook heeft laten meeslepen door vele anderen neemt niet weg dat hij allerminst als een "meeloper" kan worden aangemerkt, gelet op zijn eigen aandeel in het geweld.
Het hof is van oordeel dat een forse gevangenisstraf onontkoombaar is. In de omstandigheden dat de verdachte niet eerder wegens gewelddadigheden is veroordeeld ziet het hof aanleiding te komen tot een lagere gevangenisstraf dan gevorderd door het openbaar ministerie, alsmede tot het opleggen van een groter voorwaardelijk gedeelte ervan. Ook betrekt het hof daarbij dat de verdachte zal worden verplicht bij te dragen aan een schadeloosstelling van slachtoffers.
Alles overwegende acht het hof een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering tot schadevergoeding [M]
In het onderhavige strafproces heeft [M] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 550,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 550,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder primair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag van € 550,00.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [M]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 550,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [M].
Vordering tot schadevergoeding van verbalisant 7
In het onderhavige strafproces heeft een persoon, zich noemende "verbalisant 7", voor wie als gemachtigde optreedt mr. B.S. van der Klauw, een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 450,00. Op het voegingsformulier is niet alleen in plaats van het werkelijke adres van deze persoon, het adres van een politiekantoor te Rotterdam vermeld, maar zijn ook naam, voornamen en geboortedatum van de benadeelde partij niet vermeld.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 450,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Nu het ingediende voegingsformulier, anders dan artikel 51 g, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering voorschrijft, geen persoonsgegevens van de benadeelde partij bevat, terwijl die ook anderszins niet bekend zijn geworden, kan niet worden vastgesteld door wie de schadevergoeding wordt gevorderd en kan deze benadeelde partij in die vordering niet worden ontvangen.
Verbalisant nummer 7 zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Betaling aan de Staat ten behoeve van verbalisant 7
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de verbalisant die kennelijk bij de politie Rotterdam Rijnmond bekend is onder nummer 7, immateriële schade, als omschreven in het voegingsformulier, heeft geleden die rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De schade die deze verbalisant heeft geleden wordt naar redelijke en billijke maatstaven op ten minste het gevorderde bedrag van € 450,00 begroot.
Uit het feit dat deze verbalisant in het voegings-formulier een rekening ten name van de politie als betaaladres aanwijst en mede gelet op hetgeen ter terechtzitting door gemachtigde mr. Van der Klauw naar voren is gebracht, leidt het hof af dat het de bedoeling van deze verbalisant en van de politie is dat schadevergoeding aan de politie betaalbaar wordt gesteld en vervolgens door de politie zal worden doorgeleid naar de betreffende verbalisant.
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 450,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de politie Rotterdam Rijnmond die ervoor zorg kan dragen dat de schade aan verbalisant nummer 7 kan worden vergoed.
Vorderingen tot schadevergoeding van verbalisanten 15, 16 en 19
In het onderhavige strafproces hebben personen, zich noemende "verbalisant 15", "verbalisant 16" en "verbalisant 19", voor wie als gemachtigde optreedt
mr. B.S. van der Klauw, vorderingen ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van elk € 300,00. Op de voegingsformulieren is niet alleen in plaats van het werkelijke adres van deze personen, het adres van een politiekantoor te Rotterdam vermeld, maar zijn ook namen, voornamen en geboortedata van de benadeelde partijen niet vermeld.
In hoger beroep zijn deze vorderingen aan de orde tot de in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 300,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Nu de ingediende voegingsformulieren, anders dan artikel 51 g, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering voorschrijft, geen persoonsgegevens van de benadeelde partijen bevatten, terwijl die ook anderszins niet bekend zijn geworden, kan niet worden vastgesteld door wie deze schadevergoedingen worden gevorderd en kunnen deze benadeelde partijen in die vorderingen niet worden ontvangen.
Verbalisant nummer 15, verbalisant nummer 16 en verbalisant nummer 19 zullen om die reden
niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van verbalisanten 15, 16 en 19
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de verbalisanten die kennelijk bij de politie Rotterdam Rijnmond bekend zijn onder de nummers 15, 16 en 19, immateriële schade, als omschreven in de voegingsformulieren, hebben geleden die rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De schade die deze verbalisanten hebben geleden, wordt naar redelijke en billijke maatstaven op ten minste de gevorderde bedragen van elk € 300,00 begroot.
Uit het feit dat deze verbalisanten in de voegings-formulieren een rekening ten name van de politie als betaaladres aanwijzen en mede gelet op hetgeen ter terechtzitting door gemachtigde mr. Van der Klauw naar voren is gebracht, leidt het hof af dat het de bedoeling van de verbalisanten en van de politie is dat schadevergoeding aan de politie betaalbaar wordt gesteld en vervolgens door de politie zal worden doorgeleid naar de betreffende verbalisanten.
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van drie keer € 300,00 (totaal bedrag € 900,00)aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de politie Rotterdam Rijnmond die ervoor zorg kan dragen dat de schade aan de verbalisanten (nummers 15, 16 en 19) kan worden vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [M] terzake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [M], een bedrag te betalen van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partijen, verbalisanten 7, 15, 16 en 19 niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de politie Rotterdam Rijnmond een bedrag te betalen van € 450,00 (vierhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade geleden door verbalisant 7, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt voorts aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de politie Rotterdam Rijnmond een bedrag te betalen van (3 x € 300,00) € 900,00 (negenhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade geleden door verbalisanten 15, 16 en 19, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verdachte van zijn voormelde betalingsverplichtingen zal zijn bevrijd indien en voor zover komt vast te staan dat een mededader terzake van dezelfde schade betalingen aan de Staat of het slachtoffer heeft verricht.
Dit arrest is gewezen door mr. S. van Dissel, mr. H.M.A. de Groot en mr. J.H. Wesselink, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Zuidweg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 september 2012.
Mr. Wesselink is buiten staat om dit arrest mede te ondertekenen.