ECLI:NL:GHSGR:2012:BX6846

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000311-12
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van levensgezel met vrijspraak voor tweede feit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1976 op de Nederlandse Antillen, werd beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel. De tenlastelegging omvatte twee feiten van mishandeling, waarbij de verdachte op 14 december 2010 zijn levensgezel zou hebben mishandeld door haar bij de pols vast te pakken, haar arm te bijten en haar tegen het lichaam te duwen, wat leidde tot letsel en pijn. De aangeefster deed op 6 januari 2011 aangifte van mishandeling, waarbij zij verklaarde dat de verdachte haar met zijn vuist in de rechterzij had geslagen. De verdachte ontkende echter de beschuldigingen zowel bij de politie als tijdens de zitting in hoger beroep.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het tweede feit van mishandeling, en sprak hem daarvan vrij. Voor het eerste feit oordeelde het hof dat de mishandeling wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 300,00, die bij gebreke van betaling kon worden omgezet in 6 dagen hechtenis. Daarnaast kreeg hij een werkstraf van 30 uren, met een voorwaardelijke straf van 15 dagen hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder strafblad met geweldsdelicten. De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandeling en de impact op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000311-12
Parketnummer: 09-039867-11
Datum uitspraak: 14 juni 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 18 januari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
op [geboortejaar] 1976,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 31 mei 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 december 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [benadeelde partij], (hard)
- bij een/de pols(en) heeft beet-/vastgepakt en/of (vervolgens) de pols(en) heeft (om)gedraaid en/of
- in een arm heeft gebeten en/of
- op/tegen het lichaam heeft geduwd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 6 januari 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [benadeelde partij], in/op/tegen de zij, in elk geval op/tegen het lichaam heeft geduwd en/of geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
Aangeefster heeft aangifte gedaan van mishandeling door de verdachte op 6 januari 2011. Aangeefster heeft daarbij verklaard dat de verdachte haar met zijn vuist krachtig in haar rechterzij heeft geslagen.
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting in hoger beroep ontkend aangeefster op 6 januari 2011 te hebben mishandeld. Nu bewijs ontbreekt dat de verklaring van aangeefster omtrent de beweerdelijke mishandeling ondersteunt, is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 december 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend [benadeelde partij], hard
- bij een pols heeft beet-/vastgepakt en vervolgens de pols heeft gedraaid en
- in een arm heeft gebeten en
- tegen het lichaam heeft geduwd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft het slachtoffer, de moeder van zijn dochter, op de bewezenverklaarde wijze mishandeld. Door zijn gedragingen heeft de verdachte geen oog gehad voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en daarop ernstig inbreuk gemaakt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 mei 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een geweldsdelict. Na het plegen van het onderhavige feit is de verdachte niet andermaal in aanraking gekomen met politie of justitie.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte, alsmede een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Bij de vaststelling van de geldboete is - voor zover mogelijk - rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. H.C. Wiersinga en mr. P.J. Wurzer, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 juni 2012.
Mr. P.J. Wurzer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.