ECLI:NL:GHSGR:2012:BX6830

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002907-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De tenlastelegging betrof het opzettelijk onttrekken van een minderjarige aan het opzicht van degene die dit gezag desbevoegd uitoefende, in dit geval Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. De verdachte had de minderjarige, geboren op 4 juli 1996, in de periode van 27 april 2010 tot en met 13 mei 2010, ondergebracht op een onbekend adres, terwijl hij wist dat de Stichting met een door de Rechtbank verstrekte machtiging de minderjarige uit huis wilde plaatsen.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdachte een aanhoudingsverzoek ingediend, waarin hij vroeg om onderzoek naar de handelswijze van Jeugdzorg. Dit verzoek werd door het hof afgewezen, omdat het hof de grond voor aanhouding niet relevant achtte voor de beslissing in deze strafzaak. Het hof heeft vervolgens vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht, maar sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden vernietigd en dat er geen straf of maatregel zou worden opgelegd. Het hof heeft, gelet op de verstreken tijd en de gewijzigde omstandigheden met betrekking tot de minderjarige, besloten dat er geen straf of maatregel aan de verdachte opgelegd zou worden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezen verklaarde feit als strafbaar werd aangemerkt, maar zonder oplegging van straf of maatregel.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002907-11
Parketnummer: 09-655455-10
Datum uitspraak: 24 augustus 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 30 mei 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1947,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 augustus 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 april 2010 tot en met 13 mei 2010 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een minderjarige, te weten [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1996, heeft onttrokken aan aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, te weten Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, immers heeft verdachte daar toen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, terwijl hij wist dat genoemde Stichting met een door de Rechtbank verstrekte machtiging die minderjarige uit huis wilde plaatsen, die minderjarige ondergebracht op een voor die Stichting en/of politie en/of justitie onbekend adres.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Aanhoudingsverzoek en getuigenverzoek
De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep, naar aanleiding van de door de medeverdachte op voorhand ingestuurde stukken, het hof verzocht de behandeling van de zaak aan te houden omdat hij het in het algemeen belang acht dat door dit gerechtshof onderzoek wordt gedaan naar de handelswijze van Jeugdzorg voor en na de uithuisplaatsing van zijn minderjarige dochter. Indien het aanhoudingsverzoek wordt toegewezen, verzoekt de verdachte [getuige], directeur van Bureau Jeugdzorg Haaglanden, als getuige ter terechtzitting te horen.
Het hof wijst het aanhoudingsverzoek af, nu het hof de grond voor aanhouding niet van belang acht voor enige door het hof te nemen beslissing in de onderhavige strafzaak. Nu het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen, behoeft niet op het getuigenverzoek te worden beslist.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 27 april 2010 tot en met 13 mei 2010 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een minderjarige, te weten [benadeelde partij], geboren op 4 juli 1996, heeft onttrokken aan aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, te weten Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, immers heeft verdachte daar toen tezamen en in vereniging met een ander, terwijl hij wist dat genoemde Stichting met een door de Rechtbank verstrekte machtiging die minderjarige uit huis wilde plaatsen, die minderjarige ondergebracht op een voor die Stichting en/of politie en/of justitie onbekend adres.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent.
Strafbaarheid van de verdachte
Voor zover de verdachte een beroep op overmacht in de zin van noodtoestand heeft willen doen, overweegt het hof als volgt. Voor een geslaagd beroep op de noodtoestand is vereist dat de gedraging van de verdachte is voortgevloeid uit een actuele en concrete nood (bestaande uit een belangenconflict) en dat die gedraging was geëigend om aan die nood een einde te maken. Het hof is van oordeel dat in de onderhavige zaak daarvan geen sprake is geweest. Het hof stelt daarbij voorop dat de verdachte de - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beslissing van de Kinderechter van 26 april 2010 tot uithuisplaatsing van de minderjarige dochter - begreep en aanvaarde. De omstandigheid dat medewerkers van Jeugdzorg de ouders niet hebben geïnformeerd over (onder meer) de locatie waar hun dochter op grond van de beslissing van de Kinderrechter naartoe zou worden gebracht, levert naar het oordeel van het hof niet een actuele en concrete noodsituatie op, die het gedrag van de verdachte rechtvaardigde. Het beroep op overmacht wordt daarom verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat aan de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Geen straf of maatregel
Het hof acht het - gelet op de inmiddels verstreken tijd sinds het bewezen verklaarde feit alsmede op de sindsdien gewijzigde omstandigheden met betrekking tot de minderjarige - raadzaam te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat terzake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. A.A. Schuering en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. J.J. Prins.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 augustus 2012.
Mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.